KG:204:2024:13 Vergoeding laadkosten auto van de zaak
Publicatiedatum 04-11-2024, 15:47 | Laatste update 04-11-2024, 15:47 |
Aanleiding
Een werkgever stelt aan werknemers een elektrische auto van de zaak ter beschikking. Bij hun woning heeft de werkgever een laadpaal laten plaatsen. De werknemers betalen de elektriciteitskosten voor het laden van de auto van de zaak via hun eigen (privé)meter aan hun energiemaatschappij. De werkgever vergoedt deze elektriciteitskosten aan de werknemers. Iedere verbruikte kilowattuur (hierna: kWh) voor het opladen van de auto wordt automatisch geregistreerd door de laadpaal en vervolgens door de partij die het opladen van auto’s voor de werkgever administreert, doorgegeven aan de werkgever. Dat vormt de basis voor de vergoeding van de (intermediaire) elektriciteitskosten van de auto van de zaak aan de werknemers.
De energieprijs voor iedere kWh bestaat, naast een vast leverings- en transporttarief, uit de volgende onderdelen:
- het variabel leveringstarief
- de opslag voor duurzame energie (ODE)
- de energiebelasting
- de vermindering van de energiebelasting
Wat betreft de vermindering van de energiebelasting kan worden opgemerkt dat de overheid een deel van het energieverbruik ziet als basisbehoefte waarover geen belasting hoeft te worden betaald. De energiebelasting wordt daarom verminderd met een vast bedrag per elektriciteitsaansluiting per jaar, verrekend via de energierekening. Ook iemand die in een jaar minder energiebelasting betaalt dan het bedrag van de belastingvermindering ontvangt de volledige vermindering. Deze vermindering is per 1 januari 2022 sterk verhoogd als compensatie voor de gestegen energieprijzen.
Omdat het bepalen van de hoogte van de vergoeding op declaratiebasis tot een grote uitvoeringslast leidt, mede gezien de grote variatie in energiecontracten en prijzen, verzoekt de werkgever de inspecteur akkoord te gaan met het toepassen van de gemiddelde elektriciteitsprijs voor consumenten die het CBS publiceert (hierna: consumentenprijs). Het CBS hanteert echter ook lagere tarieven, namelijk de gemiddelde prijzen van eindgebruikers (hierna: eindgebruikersprijs). Zie voor een nadere toelichting op deze prijzen de site van het CBS.
De werkgever stelt dat het verschil tussen beide CBS-tarieven gevormd wordt door de vaste prijscomponenten (onderdelen 2, 3 en 4); gemiddeld een negatief bedrag door de vermindering van energiebelasting. Hij wil de vaste prijscomponenten buiten beschouwing laten, omdat deze bedragen niet afhankelijk zijn van het daadwerkelijke verbruik van energie voor de laadpaal. De werkgever wil dus uitgaan van de consumentenprijs.
Vraag
Blijft een vergoeding van de werkgever op basis van de consumentenprijs of de eindverbruikersprijs buiten de loonsfeer?
Antwoord
Nee, omdat de werkgever niet aannemelijk maakt dat de vergoeding gelijk is aan de werkelijke uitgaven van de werknemer aan elektriciteit voor de auto van de zaak (intermediaire kosten). Ook kan de vergoeding niet worden aangemerkt als een zakelijke transactie.
Beschouwing
Intermediaire kosten
Een vergoeding voor intermediaire kosten vormt geen loon, voor zover de vergoeding niet hoger is dan het bedrag van de werkelijke uitgaven die de werknemer heeft gemaakt. Zie ook Kamerstukken I, 2009/10, 32128, E, p. 14-15. De wet geeft geen definitie van intermediaire kosten. Volgens de Staatssecretaris van Financiën zijn intermediaire kosten uitgaven die de werknemer niet voor zichzelf doet, maar (1) namens de werkgever en (2) voor diens rekening. Zie hiervoor het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 29 december 2014, Stcrt. 2014, 36871 (onderdeel 3.3.2).
Elektriciteitskosten die de werknemer betaalt aan zijn energiemaatschappij voor het opladen van de auto van de zaak zijn een voorbeeld van intermediaire kosten. De kosten van de auto zijn in beginsel kosten van de werkgever. Zie ook het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 20 maart 2015, Stcrt. 2015, 8385 (onderdeel 5.3), waarin hij het denkbaar acht
“dat werkgever en werknemer overeenkomen dat de werknemer de feitelijk verbruikte elektriciteit voor een ter beschikking gestelde auto tegen kostprijs doorlevert aan de werkgever.(…) Een dergelijke overeenkomst heeft geen gevolgen voor de vaststelling van het loon en daarmee de loonheffingen.”
In casu levert de werknemer als het ware elektriciteit door aan zijn werkgever. De tegenprestatie van de werkgever behoort niet tot het loon. De werknemer moet wel daadwerkelijk kosten maken. De kosten bestaan uit de prijs die de werknemer verschuldigd is aan zijn energiemaatschappij voor de elektriciteit voor de auto van de zaak (kostprijs). Zie ook het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 20 maart 2015, Stcrt. 2015, 8385. (onderdeel 5.3).
Kostprijs elektriciteit
De vraag is of de kostprijs alleen bestaat uit de extra kosten die de werknemer verschuldigd is aan de energiemaatschappij of dat moet worden uitgaan van de integrale kosten per kWh. Naar de mening van de kennisgroep moet worden uitgegaan van het laatste. De uitgaven aan elektriciteit voor de auto van de zaak hangen voor de werknemer immers niet alleen af van de variabele kosten, maar ook van de vaste kosten. De prijs die de werknemer per kWh betaalt, wordt bepaald door zijn variabele en vaste kosten gedeeld door het aantal door hem verbruikte kWh. De vermindering van de energiebelasting kan buiten beschouwing worden gelaten voor zover deze al wordt opgebruikt door het privégebruik van de stroom door de werknemer.
Vaste vergoeding intermediaire kosten
Kan de werkgever een onbelaste vergoeding voor intermediaire kosten geven aan de hand van een gemiddelde elektriciteitsprijs? De kennisgroep meent van niet. De verschillende energiecontracten in de markt, de aanwezigheid en invloed van zonnepanelen of andere energie gerelateerde producten, laadpalen die in de praktijk energie kunnen terugleveren etc. maakt dat de variatie te groot is om voor alle werknemers hetzelfde tarief te hanteren. Feitelijke situaties kunnen enorm afwijken van het gemiddelde.
Als de werkgever toch een vaste vergoeding per kWh wil geven, moet hij aannemelijk maken dat deze vergoeding lager is dan de werkelijke integrale kostprijs van alle werknemers. Hij zou hierbij gebruik kunnen maken van de goedkeuring van de Staatssecretaris van Financiën uit het Besluit van 21 juni 2022, Stcrt. 2022, 18970, als hij voldoet aan de voorwaarden voor het geven van een vaste vergoeding voor intermediaire kosten. Onderdeel hiervan is dat er een onderzoek plaatsvindt naar de werkelijke kosten. Omdat er geen sprake is van een homogene groep wat betreft kosten lijkt dit een onhaalbare kaart.
Zakelijke transactie?
Als een werkgever en een werknemer afspraken maken over de doorlevering van energie onder zakelijke voorwaarden dan vindt deze transactie ook plaats buiten de loonsfeer (zakelijke transactie). Er is dan geen sprake van een vergoeding voor intermediaire kosten, maar ook in dat geval speelt de vergoeding zich af buiten de loonsfeer.
Om de zakelijkheid van de afspraken te kunnen beoordelen, zal het tarief in combinatie met de duur van het contract marktconform moeten zijn. Daarbij moet gekeken worden naar de energiemarkt op het moment van het maken van de afspraken tussen partijen.
Eerder oordeelde de kennisgroep dat in een volatiele markt het niet aannemelijk is, dat een willekeurige derde zich zal vastleggen op een vaste prijs met een kans op een (groot) nadeel. Inmiddels is het afsluiten van vaste contracten wel gebruikelijk.
De kennisgroep meent echter dat er geen sprake is van een zakelijke transactie in het geval dat de werkgever een vergoeding geeft op grond van een gemiddelde prijs vastgesteld door het CBS. CBS cijfers geven inzicht in het verloop van de prijzen die Nederlandse huishoudens gemiddeld betalen voor energie. De gebruikte data bevatten zowel nieuwe contracten als contracten die eerder afgesloten zijn. Leidend voor de beoordeling of sprake is van een marktconforme afspraak is de prijs die in de markt wordt aangeboden op het moment van het maken van de afspraak tussen de werkgever en de werknemer.
Voorbeeld
Een werkgever en werknemer spreken 1 september 2024 af dat de werkgever de elektriciteitskosten vergoedt aan de werknemer voor het opladen van de elektrische auto via zijn eigen (privé)meter. De vergoeding bedraagt € 0,26 per kWh. De afspraak geldt tot 1 september 2025. De afspraak kan als zakelijk worden aangemerkt, omdat de vergoeding binnen de bandbreedte blijft van de prijzen per kWh die in de markt worden aangeboden op 1 september 2024 bij een looptijd van een jaar.
Ten slotte
Een hogere of een lagere vergoeding dan de werkelijke kostprijs kan een effect hebben op de hoogte van het loon. Dit is ter beoordeling aan de inspecteur.
Intrekking
Met dit standpunt wordt het standpunt KG:204:2022:31 ingetrokken.