KG:207:2024:7 De fictieve betekeningsdatum van artikel 13, vijfde lid, Iw 1990
Publicatiedatum 20-11-2024, 10:25 | Laatste update 20-11-2024, 10:25 |
Voor het per post betekende dwangbevel is een fictieve betekeningsdatum opgenomen in artikel 13, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990 (hierna: Iw 1990). In dit artikel staat dat voor de toepassing van de artikelen 14, 19 en 20 Iw 1990 het per post betekende dwangbevel geacht wordt te zijn betekend twee dagen na de datum van de terpostbezorging van het dwangbevel met bevel tot betaling.
De vraag is opgekomen of deze fictie een termijn in de zin van de Algemene termijnenwet (hierna: Atw) is.
Vragen
- Is de fictieve betekeningsdatum genoemd in artikel 13, vijfde lid, Iw 1990 een in de wet gestelde termijn zoals bedoeld in artikel 1 Atw?
- Is artikel 64 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) van toepassing op artikel 13, vijfde lid, Iw 1990?
Antwoorden
- Nee, de fictieve betekeningsdatum genoemd in art 13, vijfde lid, Iw 1990 is niet een in de wet gestelde termijn zoals bedoeld in artikel 1 Atw.
- Nee, artikel 64 Rv is niet van toepassing op artikel 13, vijfde lid, Iw 1990.
Beschouwing
In artikel 13, vijfde lid, Iw 1990 is een fictieve betekeningsdatum opgenomen. Het artikel bepaalt dat voor de toepassing van de artikelen 14, 19 en 20 Iw 1990 het dwangbevel met bevel tot betaling dat op de voet van het derde lid is betekend, geacht wordt te zijn betekend twee dagen na de datum van de terpostbezorging van het dwangbevel met bevel tot betaling.
Aan de vragen gaat eigenlijk een andere vraag vooraf, namelijk: gaat het in artikel 13, vijfde lid, Iw 1990 om een termijn of louter een fictie?
De fictieve betekeningsdatum houdt in dat de betekening van het post bezorgde dwangbevel geacht wordt twee dagen later plaats te vinden. De achterliggende gedachte is dat de beveltermijn niet illusoir wordt. Na afloop van de fictieve betekeningsdatum treedt geen gevolg in, zoals bij bijvoorbeeld de beveltermijn.
Dat de betekeningsdatum geacht wordt twee dagen later plaats te vinden is dus geen gebeurtenis die een bepaald gevolg heeft voor belanghebbende. De termijn eindigt niet, maar begint te lopen op de tweede dag. De datum van betekening wordt fictief in de toekomst gelegd. Dit is wezenlijk wat anders dan een periode die moet worden afgewacht. De fictieve betekenisdatum is daarmee geen “termijn”, maar slechts een fictie.
Als men artikel 13, vijfde lid, Iw 1990 toetst aan de Atw is de conclusie dat er geen sprake is van een termijn (in de zin van de Atw). Artikel 1, eerste lid, Atw bepaalt dat een in een wet gestelde termijn die op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt wordt verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is. Met ‘in de wet’ wordt een wet in formele zin bedoeld. Artikel 13, vijfde lid, Iw 1990 is een wet in formele zin.
In de memorie van toelichting (Kamerstukken II 1962/63, 7112, nr. 3) bij artikel 1, eerste lid, Atw staat het volgende:
“De overgrote meerderheid der in wettelijke voorschriften omschreven termijnen werkt voor het toekomende. Zij beginnen te lopen vanaf het tijdstip waarop een bepaalde gebeurtenis plaatsvindt en doen door het enkele tijdsverloop het door de wetgever gewilde gevolg intreden. Er zijn evenwel ook termijnen, die naar de omschrijving of naar de aard van het geval, dat zij op het oog hebben, uitgaan van een gebeurtenis, die nog moet plaatsvinden en tot strekking hebben een tiidsverloop aan te geven, dat aan die gebeurtenis moet voorafgaan. Het is duidelijk, dat het geen zin heeft en zelfs verwarring kan wekken het eerste lid van het artikel op zulke termijnen toepasselijk te achten.”
Uit de memorie van toelichting blijkt dus dat er onderscheid kan worden gemaakt tussen twee soorten termijnen en dat artikel 1, eerste lid, Atw alleen ziet op de navolgende termijnen:
- Termijnen waarbinnen iets moet gebeuren. Dit zijn termijnen die in acht genomen moeten worden. Aan het niet nakomen van de voorgeschreven termijnen zijn mogelijk sancties verbonden.
- Termijnen waarna iets mag gebeuren. Deze termijnen dienen juist te verstrijken, voordat verdere maatregelen getroffen kunnen worden.
De Atw is niet van toepassing op termijnen die een tijdsverloop aangeven die aan de gebeurtenis voorafgaan, zoals bijvoorbeeld dagvaardingstermijnen. De zittingsdatum is de gebeurtenis en de dagvaardingstermijn gaat daaraan vooraf.
Een voorbeeld van een termijn uit de eerste categorie is opgenomen in artikel 505, eerste lid, Rv: een afschrift van het proces-verbaal zal op straffe van nietigheid van het beslag niet later dan drie dagen na de inschrijving aan de geëxecuteerde worden betekend. Een voorbeeld van een termijn uit de tweede categorie is de beveltermijn van artikel 439 Rv: het beslag op roerende zaken die geen registergoederen zijn moet worden voorafgegaan door een exploot van een deurwaarder, houdende bevel om binnen twee dagen aan de executoriale titel te voldoen. Eerst na verloop van die termijn kan het beslag worden gelegd.
Toepasselijkheid artikel 64 Rv
In artikel 64 Rv is bepaald dat geen exploot mag worden gedaan tussen acht uur ‘s avonds en zeven uur ‘s ochtends. Ook is bepaald dat geen exploot mag worden gedaan op een zondag of een algemeen erkende feestdag. Als de laatste dag van de termijn waarbinnen het exploot kan worden gedaan op een zondag of een algemeen erkende feestdag valt, kan het exploot de daarop volgende dag worden gedaan.
Op grond van artikel 13 Iw 1990 kan de betekening van een dwangbevel op twee manieren plaatsvinden, namelijk a) overeenkomstig de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering of b) door middel van terpostbezorging van een afschrift van dat dwangbevel.
Betekening per post
De betekening van het dwangbevel door terpostbezorging vindt plaats door de ontvanger. Deze wijze van betekenen vindt niet plaats overeenkomstig het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en er wordt geen exploot van opgemaakt conform artikel 45 Rv. Artikel 64 Rv is daarom niet van toepassing op de betekening door terpostbezorging.
Betekening door de belastingdeurwaarder
De betekening van een dwangbevel overeenkomstig de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vindt plaats doordat de belastingdeurwaarder het dwangbevel betekent. Onder betekenen moet volgens Kamerstukken II 1987/88, 20 588, nr. 3, p. 45, worden verstaan het ambtelijk ter kennis van de belastingschuldige brengen van de inhoud van het dwangbevel met achterlating van een afschrift van het dwangbevel en een afschrift van de akte van betekening. De akte van betekening is het exploot of stuk dat de belastingdeurwaarder van deze ambtshandeling opmaakt conform artikel 45 Rv. Artikel 64 Rv is op dit exploot van toepassing.
Conclusie
De zinssnede dat het dwangbevel geacht wordt te zijn betekend twee dagen na de terpostbezorging heeft door het enkele tijdsverloop geen gevolg. Het betreft een fictieve betekeningsdatum en is daarmee geen termijn als bedoeld in de Atw, maar een fictie. Artikel 64 Rv is daarnaast niet van toepassing op artikel 13, vijfde lid, Iw 1990, omdat het per post betekende dwangbevel geen exploot is dan wel niet met een exploot gepaard gaat.