KG:024:2024:1 Een inzageverzoek op grond van artikel 15 AVG en artikel 67 AWR
Publicatiedatum 10-12-2024, 11:07 | Laatste update 11-12-2024, 16:47 |
Aanleiding
Binnen de Belastingdienst is de vraag opgekomen of de geheimhoudingsbepaling van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) het inzagerecht van artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG) beperkt.
Vraag
Beperkt de fiscale geheimhoudingsplicht van artikel 67 AWR het inzagerecht van artikel 15 AVG?
Antwoord
Nee.
Beschouwing
Het recht op inzage (artikel 15 AVG)
Het inzagerecht zoals neergelegd in artikel 15, eerste lid, AVG geeft een betrokkene het recht om uitsluitsel van een verwerkingsverantwoordelijke te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en om inzage te verkrijgen in die persoonsgegevens. Een betrokkene kan met het gebruik van het inzagerecht zich van de verwerking van zijn persoonsgegevens op de hoogte stellen en de rechtmatigheid daarvan controleren.
Dit inzagerecht is een nadere invulling van het grondrecht op gegevensbescherming dat is verankerd in artikel 8, tweede lid, tweede volzin van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: “(…) Een ieder heeft recht van inzage in de over hem verzamelde gegevens en op rectificatie daarvan”.
Beperking van het inzagerecht (artikel 23 AVG en 41 UAVG)
Het inzagerecht van artikel 15 AVG is niet absoluut. Uit artikel 23 AVG volgt dat sommige bepalingen van de AVG, waaronder het inzagerecht, onder omstandigheden beperkt kunnen worden door middel van een Unierechtelijke of lidstaatrechtelijke wetgevingsmaatregel. In Nederland is hieraan onder meer invulling gegeven met artikel 41 van de Uitvoeringswet AVG (hierna: UAVG). Dit artikel bepaalt onder meer dat het recht op inzage kan worden ingeperkt indien dat noodzakelijk en evenredig is ter waarborging van belangrijke doelstellingen van algemeen belang, met inbegrip van fiscale aangelegenheden.
In de Memorie van Toelichting (hierna: MvT) is aangegeven dat deze bepaling uit de UAVG een beperkingsmogelijkheid biedt in individuele gevallen. Een categorische beperking van de rechten van betrokkenen kan volgens de MvT niet op artikel 41 van de UAVG worden gebaseerd. Daarvoor is sectorspecifieke wetgeving nodig (Kamerstukken II 2017/18, 34851, 3, p. 48/49).
De fiscale geheimhoudingsplicht (artikel 67 AWR)
Artikel 67, eerste lid, AWR bepaalt dat “hetgeen (…) uit of in verband met enige werkzaamheid bij de uitvoering van de belastingwet over de persoon of zaken van een ander blijkt of wordt meegedeeld” valt onder de geheimhoudingsplicht uit dit artikel. Dit betekent dat als een betrokkene een inzageverzoek op basis van artikel 15 AVG indient bij de Belastingdienst, dat de desbetreffende persoonsgegevens in beginsel ook belast zijn met de fiscale geheimhoudingsplicht. De enige uitzondering daarop is als de persoonsgegevens niet zijn verzameld in het kader van de uitvoering van de belastingwet, bijvoorbeeld als een Belastingdienstmedewerker inzage wenst in zijn personeelsdossier.
Verhouding inzagerecht en fiscale geheimhoudingsplicht
Allereerst dient te worden opgemerkt dat de AVG een Europese verordening is die rechtstreekse werking heeft. In het geval dat artikel 15 AVG en artikel 67 AWR met elkaar in strijd zouden zijn, gaat het inzagerecht van artikel 15 AVG in beginsel voor. Tegelijkertijd heeft de AVG geen absolute gelding, maar moet het beschouwd worden in relatie tot de functie ervan in de samenleving (zie overweging 4 AVG). De AVG biedt lidstaten om die reden de ruimte om de rechten en verplichtingen - zoals artikel 15 AVG - in te perken (zie paragraaf 2 hierboven).
Dit leidt tot de vraag of artikel 67 AWR een (beperkende) lidstaatrechtelijke bepaling betreft zoals bedoeld in artikel 23 AVG. Tijdens de implementatie van de AVG heeft de Nederlandse wetgever geen aandacht besteed aan de fiscale geheimhoudingsplicht. Uit de wetsgeschiedenis van artikel 67 AWR komt de verhouding met het gegevensbeschermingsrechtelijke inzagerecht wel naar voren. Meer specifiek de verhouding met het met ingang van de inwerkingtreding van de AVG vervallen artikel 35 van de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp). Deze bepaling komt in hoge mate overeen met het thans geldende artikel 15 AVG (Kamerstukken II 2017/18, 34851, nr. 3, p. 61).
In de nota naar aanleiding van het verslag bij de herziening van de geheimhoudingsbepalingen (per 1 januari 2008) is expliciet aangegeven dat het inzagerecht onder de Wbp geldt als een wettelijke plicht zoals bedoeld in artikel 67, tweede lid, onderdeel a, AWR en daarmee een uitzondering is op de fiscale geheimhoudingsplicht (Kamerstukken II, 2005/06, 30 322, nr. 7, p. 25.):
“Verder kan de Wbp er toe leiden dat de Belastingdienst persoonsgegevens aan natuurlijke personen moet verstrekken. Natuurlijke personen hebben op grond van artikel 35 en 36 Wbp het recht gegevens over henzelf te ontvangen, te verbeteren en aan te vullen, tenzij een of meer uitzonderingen van artikel 43 Wpb van toepassing zijn. Ingeval een belanghebbende een wettelijk recht heeft om gegevens van de Belastingdienst te ontvangen, en de Belastingdienst daarmee een plicht heeft om deze gegevens te verstrekken, geldt de geheimhoudingsplicht niet. Dit is verwoord in het voorgestelde tweede lid, onderdeel a, van de geheimhoudingsbepalingen.”
Uit het bovenstaande volgt dat artikel 67 AWR geen categorische beperking van het inzagerecht onder de Wbp was. Gelet op de hoge mate van overeenkomst leidt dit tot dezelfde conclusie voor artikel 15 AVG. Artikel 67 AWR is zodoende geen lidstaatrechtelijke bepaling zoals bedoeld in artikel 23 AVG en geen sectorspecifieke wetgeving zoals bedoeld in de toelichting bij artikel 41 UAVG. Dit betekent dat de fiscale geheimhoudingsplicht het inzagerecht uit artikel 15 AVG niet beperkt
Het recht op inzage kan in een individueel geval wel (deels) worden beperkt als dit noodzakelijk en evenredig is ter waarborging van een van de belangen uit artikel 41 UAVG. Uit artikel 41, eerste lid, onderdeel e, UAVG kan worden afgeleid dat ook fiscale aangelegenheden tot de af te wegen belangen horen (zie bijvoorbeeld ABRvS, 28 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3873).
Conclusie
Een inzageverzoek op grond van artikel 15 AVG wordt niet beperkt door de fiscale geheimhoudingsplicht uit artikel 67 AWR. Het inzagerecht uit artikel 15 AVG is namelijk een wettelijk voorschrift dat tot (beperkte) bekendmaking verplicht zoals bedoeld in artikel 67, tweede lid, onderdeel a, AWR. Artikel 67 AWR is dus geen lidstaatrechtelijke bepaling zoals bedoeld in artikel 23 AVG en voorziet daardoor niet in een (categorische) beperking van het inzagerecht van artikel 15 AVG. Het recht op inzage kan in een individueel geval wel (deels) beperkt worden als dit noodzakelijk en evenredig is ter waarborging van een van de belangen uit artikel 41 UAVG, met inbegrip van fiscale aangelegenheden.