Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:041:2024:26 Verdrag NL – VS, vermogenswinstartikel, middellijk gehouden onroerende zaken

Aanleiding

Belastingplichtige X is woonachtig in Nederland. X is de enige commanditair vennoot van een Nederlandse besloten commanditaire vennootschap. De Nederlandse stichting Y is de beherend vennoot. De bezittingen van de commanditaire vennootschap bestaan uit alle aandelen in de Nederlandse vennootschap Z BV. Relevant is dat Z BV middellijk -onder meer- belangen houdt in onroerende zaken gelegen in de Verenigde Staten (hierna: VS).

X draagt vervolgens alle participaties in de commanditaire vennootschap over aan de Nederlandse vennootschap Q BV. De overdracht vindt plaats ten titel van agiostorting op reeds bij X uitstaande aandelen in Q BV. Z BV is geen United States real property interest (USRPI).

Vraag

Is het recht om belasting te heffen over de overdracht ten titel van agiostorting door X van zijn participaties in een Nederlandse besloten commanditaire vennootschap aan Q BV toegewezen aan de VS op grond van artikel 14, eerste lid, onderdeel b, (vermogenswinst) van het Verdrag NL - VS (hierna: Verdrag)? Meer specifiek op grond van de zinsnede "(...) een belang in een vennootschap, een trust of een nalatenschap, voor zover dat toerekenbaar is aan onroerende zaken gelegen in die andere Staat”?

Antwoord

Nee. De overdracht van de participaties valt niet binnen het bereik van artikel 14, eerste lid, onderdeel b, Verdrag. De besloten commanditaire vennootschap is geen lichaam in de zin van de bepaling, en valt daarmee niet onder het eerste deel van de bepaling. Een commanditaire vennootschap valt onder het tweede deel van de bepaling en door een dergelijke vennootschap middellijk gehouden onroerende zaken vallen niet onder het toepassingsbereik van de bepaling.

Beschouwing

Nederlands wettelijk kader

X is een binnenlandse belastingplichtige. De besloten commanditaire vennootschap is naar Nederlands nationaal recht fiscaal transparant. De aandelen Z BV worden daardoor fiscaal aan X toegerekend. Deze fiscale behandeling van een besloten commanditaire vennootschap is nader uitgewerkt in KG:202:2023:37. X heeft daarom een aanmerkelijk belang in Z BV in de zin van Hoofdstuk 4 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001).

De overdracht van de participaties in de commanditaire vennootschap aan Q BV ten titel van agiostorting vormt een belaste vervreemding in de zin van artikel 4.12, onderdeel b, Wet IB 2001. Het vervreemdingsvoordeel wordt gesteld op de overdrachtsprijs verminderd met de verkrijgingsprijs. Bij afwezigheid van een overdrachtsprijs wordt de tegenprestatie gesteld op de waarde in het economische verkeer op het moment van de overdracht (artikel 4.22 Wet IB 2001). Nederland kan dus op grond van de nationale wet heffen.

Belastingverdrag tussen Nederland en de VS

X woont in Nederland en is in Nederland binnenlandse belastingplichtige. Hij is daarmee ook inwoner in de zin van artikel 1 Verdrag.

In artikel 14 Verdrag  is -voor zover relevant- het volgende opgenomen:

“1.       Voordelen verkregen door een inwoner van een van de Staten uit de vervreemding van onroerende zaken die zijn gelegen in de andere Staat mogen in die andere Staat worden belast. Voor de toepassing van dit lid omvat de uitdrukking „onroerende zaken die zijn gelegen in de andere Staat":

a.            onroerende zaken zoals bedoeld in artikel 6 (Inkomsten uit Onroerende Zaken); en
b.            aandelen of andere vergelijkbare vennootschappelijke rechten in een lichaam dat inwoner is van die andere Staat en waarvan de activa middellijk of onmiddellijk grotendeels bestaan uit onroerende zaken gelegen in die andere Staat, en een belang in een vennootschap, een trust of een nalatenschap, voor zover dat toerekenbaar is aan onroerende zaken gelegen in die andere Staat. (vetgedrukt door kennisgroep) 

In de Verenigde Staten omvat de uitdrukking een „United States real property interest” zoals omschreven in de Internal Revenue Code op de datum van ondertekening van deze Overeenkomst, en van tijd tot tijd gewijzigd zonder de algemene uitgangspunten beschreven in dit lid te wijzigen.”

Analyse

Civielrechtelijk worden er in casu participaties in een Nederlandse besloten commanditaire vennootschap overgedragen. De vetgedrukte zinsnede uit de verdragstekst gaat om een belang in een vennootschap, een trust of een nalatenschap. In de Engelstalige tekst, die gelijkelijk authentiek is, staat “(...) and an interest in a partnership, trust, or estate, to the extent that it is attributable to real property situated in that other State (…)”. Onder vennootschap (partnership) wordt in dit verband ook een Nederlandse maatschap verstaan (Zo ook: De toewijzing van inkomensbestanddelen in het Nederlands-Amerikaanse verdrag, mr. F.C. de Hosson, WFR 1993/430). De commanditaire vennootschap is (evenals de vennootschap onder firma) een bijzondere vorm van de maatschap en valt dus ook onder dit begrip. Er wordt daarom in zoverre terecht een beroep gedaan op dit zinsdeel. Het eerste zinsdeel ziet namelijk op de overdracht van aandelen of andere vergelijkbare vennootschappelijke rechten in een lichaam dat inwoner is van die andere Staat. Een besloten commanditaire vennootschap valt hier niet onder, aangezien een lichaam in artikel 3, eerste lid, onderdeel e, Verdrag is gedefinieerd als "elke rechtspersoon of elke entiteit die voor de belastingheffing als rechtspersoon wordt behandeld".

Vervolgens is het tweede zinsdeel van toepassing “voor zover het belang toerekenbaar is aan onroerende zaken in de VS”. De commanditaire vennootschap houdt zelf geen directe belangen in onroerende zaken gelegen in de VS, alleen indirecte belangen. De enige bezitting van de commanditaire vennootschap zijn de aandelen in Z BV. De vraag is of onder de zinsnede “voor zover het belang toerekenbaar is aan onroerende zaken in de VS” ook indirecte belangen begrepen moeten worden. De kennisgroep is van mening dat dit niet het geval is.

Het gaat hier niet om de uitleg van een specifieke term. Het gaat daarentegen om de vraag wat de bedoeling van de Verdragsluitende partijen is geweest ten aanzien van deze zinsnede, en in het bijzonder of de Verdragsluitende partijen wel of niet hebben bedoeld indirecte belangen in onroerende zaken mee te nemen. Daarbij is van belang dat Nederland en de VS ten aanzien van dit onderwerp geen gezamenlijk protocol of onderlinge nota’s hebben opgesteld die een verder licht hierop kunnen werpen.

Verder stamt het Verdrag uit 1992. Artikel 14, eerste lid, onderdeel b, Verdrag wijkt in die mate af van het vermogenswinstartikel uit het OESO-modelverdrag van zowel 1977 als 1992 dat het commentaar bij deze modelverdragen niet gebruikt kan worden bij de uitleg van artikel 14, eerste lid, onderdeel b, Verdrag.

Bij de interpretatie en uitleg van een belastingverdrag is de bedoeling van de Verdragsluitende partijen doorslaggevend. Een verdrag moet te goeder trouw worden uitgelegd, overeenkomstig de gewone betekenis van de termen van het verdrag in hun context en in het licht van voorwerp en doel van het verdrag. Uit de Nederlandse parlementaire behandeling van het verdrag (Kamerstukken II 1992/93, 23220, nr. 3, p. 28-29) blijkt dat de VS de mogelijkheid wensten om onder bepaalde voorwaarden en omstandigheden ook belasting te kunnen heffen over vermogenswinsten op onroerende zaken die door middel van lichamen of een vennootschap, een trust of een nalatenschap worden gehouden. Nederland wilde deze mogelijkheid niet, dan wel zo veel mogelijk beperken. Het resultaat van de onderhandelingen hierover is neergeslagen in de onderhavige verdragstekst. Gezien deze verschillende uitgangspunten en uiteenlopende wensen van de beide Verdragsluitende partijen moet ervan worden uitgegaan dat deze tekst de wil van de Verdragsluitende partijen zo nauwkeurig mogelijk weergeeft. De kennisgroep is vervolgens van mening dat op geen enkele manier uit de verdragstekst blijkt dat het voor een in artikel 14, eerste lid, onderdeel b bedoelde vennootschap, een trust of een nalatenschap óók de bedoeling is om indirect gehouden belangen in onroerende zaken mee te nemen. Dit is in tegenstelling tot door lichamen indirect gehouden onroerende zaken waarvoor dit expliciet wel is beschreven.

De kennisgroep vindt verdere steun voor deze grammaticale uitleg van het tweede zinsdeel in het volgende argument: in de “treasury department technical explanation of the convention” staat omtrent deze zinsnede het volgende opgenomen:

“In addition, interests in a partnership, trust, or estate, to the extent that the assets of such entity consist of real property situated in the source State, are included in this definition.”

Deze toelichting bevestigt dat ook de VS het standpunt innemen dat alleen direct gehouden bezittingen van de personenvennootschap relevant zijn voor de toepassing van deze tweede zinsnede.

Deel deze pagina