Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:024:2022:7 Tijdstip inhouding beursfonds

Aanleiding

In de praktijk is er behoefte aan duidelijkheid over de vraag wanneer bij dividenduitkeringen door beursvennootschappen sprake is van ter beschikking stellen zoals bedoeld in artikel 7, derde lid, van de Wet op de dividendbelasting 1965 (hierna: Wet DB 1965).

Vraag

Op welk tijdstip stelt een beursvennootschap haar opbrengst ter beschikking zoals bedoeld in artikel 7, derde lid, Wet DB 1965?

Antwoord

Het tijdstip waarop de opbrengst ter beschikking wordt gesteld is het moment dat een aandeelhouder een onvoorwaardelijk recht op uitbetaling van het dividend krijgt. Hiervan is in ieder geval sprake op het moment van de betaalbaarstelling van het dividend, zoals doorgaans voorgeschreven in de statuten van een beursvennootschap en gespecificeerd in de notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders. In zijn algemeenheid is bij beursvennootschappen het tijdstip van de betaalbaarstelling ook de datum van de daadwerkelijke betaling.

Beschouwing

Op grond van artikel 7, derde lid, Wet DB 1965 is de inhoudingsplichtige verplicht de belasting in te houden op het tijdstip waarop de opbrengst ter beschikking is gesteld. Het begrip “ter beschikking stellen” wordt niet nader gedefinieerd in de Wet DB 1965.

Artikel 3, tweede lid, Besluit op de Dividendbelasting 1941 bepaalde: “de belasting is verschuldigd ten dage waarop de opbrengst betaalbaar of op andere wijze vorderbaar is”. Uit de parlementaire geschiedenis (Kamerstukken II 1959/60, 6000, nr. 3, p. 27) blijkt dat geen materiële wijziging is beoogd bij de invoering van artikel 7 Wet DB 1965. Zie hiervoor ook de uitspraak van Hof ’s-Gravenhage van 29 juni 2000, ECLI:NL:GHSGR:2000:AV7201. Daarnaast geeft het hof aan dat:

“Ter beschikking stellen kan worden geacht te omvatten alle momenten die voor de heffing van de loon- en inkomstenbelasting genieten opleveren in de zin van respectievelijk de artikelen 27, lid 3, van de Wet op de loonbelasting 1964 en 33, lid 1 van de Wet op de inkomstenbelasting.”

Artikel 3.146 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 13a van de Wet op de loonbelasting 1964 geven een opsomming van deze momenten. Op grond daarvan is sprake van de terbeschikkingstelling van een opbrengst op het tijdstip dat de opbrengst is ontvangen, verrekend, rentedragend of vorderbaar en inbaar is geworden.

Ook komt het begrip “ter beschikking stellen” voor in de Wet op de kansspelbelasting. Het arrest van de Hoge Raad voor de kansspelbelasting van 29 juni 2007, ECLI:NL:PHR:2007:AZ2862, werkt volgens de Advocaat-Generaal, in de conclusie bij dit arrest, vanwege dezelfde wettelijke terminologie door naar de dividendbelasting. De Hoge Raad oordeelt dat het met het karakter van de kansspelbelasting strookt deze bepalingen aldus uit te leggen dat pas sprake is van het “ter beschikking stellen” van een prijs aan een gerechtigde tot die prijs, indien die gerechtigde een “onvoorwaardelijk recht op uitbetaling van de prijs heeft verkregen”. Voor de dividendbelasting heeft de A-G dit onvoorwaardelijke recht voor aandelen aan toonder (zoals bij beursfondsen) als volgt uitgelegd.

“8.9. Bij de heffing van dividendbelasting speelt dezelfde vraag als bij de heffing van kansspelbelasting: wat is het moment van het ontstaan van de gerechtigdheid tot het voordeel en van het terbeschikkingstellen? De wettelijke terminologie komt overeen en het antwoord op de vraag naar mijn mening ook. Het komt er volgens mij op aan of de aandeelhouder na identificatie zonder meer recht heeft op uitkering van dividend of niet. Dat is bijvoorbeeld het geval bij aandelen op naam, waar de aandeelhouder alleen hoeft te bewijzen dat hij de gerechtigde persoon is. Anders ligt dat bijvoorbeeld wanneer eerst nog een keuze uitgebracht moet worden tussen winstbonusaandelen of agiobonusaandelen. Ook ligt dat anders bij de aandelen aan toonder; dan moet eerst door de vennootschap vastgesteld worden of de pretendent een geldig aandeelhoudersbewijs heeft overgelegd. Na erkenning daarvan, wordt het dividend hem ter beschikking gesteld”

Tot slot is in de parlementaire geschiedenis (Kamerstukken II 2010/11, 32 426, nr. 7, p. 41) bij de Invoeringswet vereenvoudiging en flexibilisering BV-recht ter zake van het begrip “ter beschikking stellen” ook voor de dividendbelasting het onvoorwaardelijke recht op uitbetaling genoemd:

“Pas als de aandeelhouder een onvoorwaardelijk recht op uitbetaling van het dividend heeft, is er sprake van «ter beschikking stellen» en moet er dividendbelasting worden ingehouden”

Bovenstaande jurisprudentie en parlementaire geschiedenis beziet de ter beschikkingstelling met name vanuit het oogpunt van de aandeelhouder. Vanuit de vennootschap bezien, vergt de terbeschikkingstelling een actieve handeling waardoor de beschikkingsmacht van de aandeelhouder over de ingehouden winst wordt vergroot (Bagci & Brandsma, in: Cursus Belastingrecht Div.bel.4.2.0.A.b).

Toepassing beursvennootschap

Op welk moment ontstaat voor de aandeelhouder van een beursvennootschap een onvoorwaardelijk recht ten aanzien van de opbrengst? De wijze van uitkeren van dividenden op aandelen die aan een beurs worden verhandeld zijn tot op zekere hoogte gestandaardiseerd. Doorgaans vallen de volgende data te onderkennen.

De aankondigingsdatum         

De aankondigingsdatum (doorgaans aangeduid met “declaration date”) is de datum waarop het beursfonds aangeeft hoeveel dividend zal worden uitgekeerd.

Ex-dividend datum

De ex-dividend datum (doorgaans aangeduid met “ex-dividend date”) is de dag waarop bij het openen van de beurs het aandeel ex-dividend noteert. Vanaf die dag wordt het aandeel zonder recht op dividend verhandeld. Deze datum is dus relevant voor de verhouding tussen de handelende aandeelhouders en niet zo zeer voor die tussen de uitkerende vennootschap en zijn aandeelhouder.

Vaststellingsdatum

De vaststellingsdatum of de registratiedatum (doorgaans aangeduid met “record date”) is het feitelijke moment waarop wordt vastgesteld welke aandeelhouders recht hebben op het dividend. Dit zijn de aandeelhouders, die volgens de boeken (de records) geacht worden de aandelen in bezit te hebben. Deze vaststellingsdatum valt doorgaans twee handelsdagen na de ex-dividend datum. Dat heeft te maken met het feit dat aandelentransacties normaliter binnen twee handelsdagen in de depots worden verwerkt. Daarom geven de depotstanden op de vaststellingsdatum in beginsel weer wie op de ex-dividend datum aandeelhouder was. Om een gelijke werkwijze te krijgen is met de effectenbewaarders afgesproken dat de depotstand aan het einde van de record-date doorslaggevend is voor de bijschrijving van het dividend. 

Betaalbaarstellingsdatum

De betaalbaarstellingsdatum (doorgaans aangeduid met “payment date”), is de dag waarop het dividend betaalbaar wordt gesteld (of, in geval van stockdividend, de nieuwe aandelen geleverd worden). In zijn algemeenheid is bij beursvennootschappen het tijdstip van de betaalbaarstelling de datum waarop het dividend ook daadwerkelijk wordt betaald.

Het moment van de betaalbaarstelling zoals opgenomen in de statuten heeft civielrechtelijk voor de beursvennootschap te gelden als het moment waarop voor de aandeelhouder het onvoorwaardelijke recht op het dividend ontstaat.

In de statuten van een beursvennootschap is vaak bepaald dat dividenden en andere winstuitkeringen betaalbaar worden gesteld op een door het bestuur te bepalen datum binnen een aantal weken na de vaststelling ervan. Tevens wordt in de statuten vaak opgenomen dat de betaalbaarstelling van de dividenden en andere winstuitkeringen aan aandeelhouders, de samenstelling van de uitkering, alsmede de wijze van betaalbaarstelling worden bekend gemaakt door een aankondiging tijdens een algemene aandeelhoudersvergadering. In de notulen van de aandeelhoudersvergadering wordt hier dan ook melding van gemaakt.

Tussen de vaststellingsdatum en de betaalbaarstellingsdatum kunnen soms ook nog keuzes gemaakt worden door aandeelhouders, zoals de valuta waarin de aandeelhouder de dividenduitkering wenst te ontvangen of de keuze voor een stockdividend (dividend in de vorm van aandelen in plaats van cash).

In het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 29 november 2022, nr. 2022 – 25322 wordt de vaststellingsdatum (record date) genoemd. Die datum is bepalend voor het antwoord op de vraag (op welk moment moet worden vastgesteld) wie als opbrengstgerechtigde kan worden aangemerkt voor verrekening of teruggaaf van dividendbelasting. Het is belangrijk om die vraag te onderscheiden van de vraag wanneer een opbrengst ter beschikking wordt gesteld aan de opbrengstgerechtigde.

Concluderend is in ieder geval sprake van een onvoorwaardelijk recht op uitbetaling van het dividend op het moment van de betaalbaarstelling van het dividend, zoals bepaald in de statuten van een beursvennootschap en gespecificeerd in de notulen van de AVA. Dit moment is gelegen na het moment van de record date, hetgeen vanuit het perspectief van de vennootschap te verklaren is omdat dan de aandeelhouders zijn vastgesteld en tevens de keuzes (indien van toepassing) zijn uitgebracht door de aandeelhouders. In de praktijk merken beursvennootschappen het moment van betaalbaarstelling (“payment date”) doorgaans zelf ook aan als het moment van het ter beschikking stellen van het dividend. Op dat moment is de beschikkingsmacht ten aanzien van de opbrengsten (definitief) overgedragen aan de aandeelhouders. Dit is doorgaans het moment waarop de opbrengst door een beursvennootschap ter beschikking wordt gesteld in de zin van artikel 7, derde lid, Wet DB 1965.

Deel deze pagina