KG:202:2025:5 Kosten hoortoestellen en uitgaven voor specifieke zorgkosten
Publicatiedatum 08-04-2025, 9:07 | Laatste update 08-04-2025, 9:07 |
Aanleiding
Een meerderjarige belastingplichtige heeft op basis van het hoorprotocol advies gekregen van zijn audicien om een hoortoestel (1 paar) aan te schaffen. De aanschafkosten bedragen in totaal € 4.000. Belastingplichtige heeft een restitutiepolis en declareert de aanschafkosten. Zijn zorgverzekeraar hanteert een maximale prijs per hoortoestel (1 paar) van € 1.600. In deze casus bedraagt de eigen bijdrage 25% van € 1.600 en bedraagt het eigen risico € 300. Belastingplichtige heeft geen aanvullende verzekering afgesloten voor het verlagen van de eigen bijdrage.
Het hoortoestel voldoet aan de eis dat deze van zodanige aard is dat het hoofdzakelijk door zieke of invalide personen wordt gebruikt, waardoor deze als hulpmiddel in de zin van artikel 6.17, eerste lid, onderdeel d, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) kwalificeert.
Vraag
Welk deel van de aanschafkosten van het hoortoestel mag in aanmerking worden genomen als uitgaven voor specifieke zorgkosten?
Antwoord
De aanschafkosten van het hoortoestel bedragen € 4.000. In deze casus wordt een vergoeding vanuit de zorgverzekeraar ontvangen van € 900 (€ 1.600 – eigen bijdrage (25% van € 1.600) – eigen risico (€ 300)). Dit bedrag drukt niet op belastingplichtige en kan daarom niet in aanmerking worden genomen als uitgaven voor specifieke zorgkosten. Voor de verschuldigde eigen bijdrage en het eigen risico gelden daarnaast aftrekbeperkingen, waardoor ook deze bedragen van € 400 respectievelijk € 300 niet in aanmerking kunnen worden genomen als uitgaven voor specifieke zorgkosten. Daarmee resteert een bedrag van € 2.400 dat wel in aanmerking kan worden genomen als uitgaven voor specifieke zorgkosten.
Beschouwing
Vergoeding door de zorgverzekeraar
Op grond van artikel 10, onderdeel d, van de Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) behoort de behoefte aan hulpmiddelenzorg tot het verplicht te verzekeren risico. In artikel 11, derde lid, Zvw is verder bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur (Besluit zorgverzekering) wordt geregeld welke zorg wordt vergoed en welke eigen bijdragen van toepassing zijn.
Artikel 2.9 van het Besluit zorgverzekering bepaalt dat de omvang van de vergoeding van hulpmiddelen bij ministeriële regeling kan worden geregeld. In artikel 2.6, onderdeel c, en artikel 2.10, eerste lid, van de Regeling zorgverzekering is opgenomen dat een hoortoestel in bepaalde situaties wordt vergoed (bijvoorbeeld als er sprake is van een revalideerbaar oor met ten minste een verlies van 35dB of ernstig oorsuizen).
Op grond van artikel 2.2, eerste lid, van het Besluit zorgverzekering omvat de vergoeding door de zorgverzekeraar in beginsel de kosten die de verzekerde voor de zorg of overige diensten (het hoortoestel) heeft gemaakt. Echter worden ingevolge het tweede lid van genoemd artikel de eigen bijdrage (onderdeel a) en de kosten die hoger zijn dan in de Nederlandse marktomstandigheden in redelijkheid passend is te achten (onderdeel b), in mindering gebracht op de vergoeding.
Artikel 2.16c van het Besluit zorgverzekering bepaalt dat een verzekerde een eigen bijdrage betaalt voor de aanschaf van bij ministeriële regeling aan te wijzen hulpmiddelen. De hoogte daarvan wordt ingevolge artikel 2.16f van het Besluit zorgverzekering bij ministeriële regeling bepaald. In artikel 2.33, tweede lid, van de Regeling zorgverzekering is opgenomen dat de eigen bijdrage voor een hoortoestel voor een verzekerde van achttien jaar of ouder 25% van de aanschafkosten bedraagt Voor de berekening van de eigen bijdrage bij hoortoestellen wordt voor de aanschafkosten aangesloten bij de vergoeding die de zorgverzekeraar voor het hoortoestel (maximaal) vergoed.
In deze casus hanteert de zorgverzekeraar een maximumvergoeding per hoortoestel (1 paar) van in totaal € 1.600. Daarvan wordt 25% aan wettelijke eigen bijdrage gerekend, hetgeen uitkomt op een bedrag van € 400. Aangezien belastingplichtige in deze casus nog niet het (volledige) eigen risico heeft verbruikt, komt € 300 ten laste van het eigen risico. Daarmee komt de vergoeding van de zorgverzekeraar uit op € 900.
Aanschafkosten hoortoestel | € 4.000 |
Vergoeding zorgverzekeraar (€ 1.600 - € 400 - € 300) | € 900 |
Te betalen door belastingplichtige | € 3.100 |
Uitgaven voor specifieke zorgkosten
De aanschafkosten van een hulpmiddel als bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, onderdeel d, Wet IB 2001 zijn onder voorwaarden aftrekbaar als uitgaven voor specifieke zorgkosten. Er gelden echter diverse aftrekbeperkingen.
Ten eerste is op grond van artikel 6.1, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001 een voorwaarde voor het in aanmerking nemen van persoonsgebonden aftrekposten dat de kosten drukken op belastingplichtige. De ontvangen vergoeding van de zorgverzekeraar ten bedrage van € 900 drukt niet op belastingplichtige en kan zodoende niet in aanmerking worden genomen als uitgaven voor specifieke zorgkosten.
Voor de verschuldigde eigen bijdrage geldt een aftrekbeperking in artikel 6.18, eerste lid, onderdeel e, Wet IB 2001. Uit de nota naar aanleiding van het verslag bij het Belastingplan 2013 volgt dat de wetgever met deze aftrekbeperking de bedoeling heeft gehad om te voorkomen dat versoberingen in het basispakket van de zorgverzekering alsnog via de fiscale route in aftrek worden toegestaan (Kamerstukken II 2012-2013, 33 402, nr. 3, p. 8-9). Het verschuldigde bedrag aan eigen bijdrage van € 400 wordt dus eveneens niet in aanmerking genomen als uitgaven voor specifieke zorgkosten.
Tot slot geldt ook voor het verschuldigde eigen risico een aftrekbeperking op grond van artikel 6.18, eerste lid, onderdeel f, Wet IB 2001. Ook het bedrag van € 300 komt dus niet in aanmerking als uitgaven voor specifieke zorgkosten.
Aanschafkosten hoortoestel | € 4.000 |
Vergoeding zorgverzekeraar | € 900 |
Eigen bijdrage | € 400 |
Eigen risico | € 300 |
Uitgaven voor specifieke zorgkosten | € 2.400 |
Het is aan de belastingplichtige om aan te tonen voor welk deel van de uitgaven voor het hoortoestel geen vergoeding is ontvangen. Om aan deze bewijslast te voldoen, kan belastingplichtige bijvoorbeeld het vergoedingenoverzicht van de zorgverzekeraar verstrekken.
Aanvullende verzekering
Sommige verzekeraars bieden een aanvullende verzekering aan waarmee een gedeelte van de eigen bijdrage wordt vergoed. Een dergelijke aanvullende verzekering heeft per saldo geen fiscale gevolgen voor de uitgaven voor specifieke zorgkosten. Weliswaar neemt de verschuldigde (niet-aftrekbare) eigen bijdrage daardoor af, maar de (eveneens niet-aftrekbare) vergoeding door de zorgverzekeraar neemt daarmee toe.
NB: in artikel 2.1, derde lid, van het Besluit zorgverzekering is geregeld dat de verzekerde slechts recht heeft op een vorm van zorg of een dienst als hij daarop naar inhoud en omvang redelijkerwijs is aangewezen (redelijkheidseis). De verzekeraar toetst op basis van de redelijkheidseis in het individuele geval of een verzekerde in aanmerking komt voor het aangevraagde hulpmiddel. Het kan voorkomen dat de zorgverzekeraar het op grond van het redelijkheidsvereiste niet nodig acht om de aanschaf van een specifiek – veelal duurder – hoortoestel te vergoeden (bijvoorbeeld omdat uit een hoortest bij een audicien blijkt dat een andere categorie hoortoestel voldoende is). De afwijzing van de zorgverzekeraar is een indicatie dat de belastingplichtige zich ook niet redelijkerwijs gedrongen kon voelen tot het doen van die uitgave(n) (artikel 6.1, derde lid, Wet IB 2001). Als dat het geval is, dan kan de belastingplichtige de aanschafkosten van dit specifieke hoortoestel die op hem drukken niet in aftrek brengen als uitgaven voor specifieke zorgkosten.