Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:013:2025:2 Export en teruggaaf van bpm bij kortdurende kentekeninschrijving

Aanleiding

De aanleiding voor de vraag is de situatie dat belanghebbende de Nederlandse tenaamstelling van een gebruikt voertuig beëindigt omdat het motorrijtuig buiten Nederland wordt gebracht. Het motorrijtuig wordt verkocht aan een afnemer in een andere lidstaat binnen de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna: EU/EER). Het motorrijtuig wordt in Duitsland ingeschreven, gebruikmakend van een ‘Duitse brief’ (Kraftfahrzeugbrief) met registratie op naam van een exportdienstverlener die geen juridisch of economisch eigenaar van het motorrijtuig wordt. Met bescheiden wordt de overbrenging naar Duitsland aangetoond.

Op basis van de ‘Duitse brief’ en overbrenging wordt om teruggaaf op de voet van artikel 14a van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 (hierna: Wet BPM 1992) verzocht. Aan de overige eisen van artikel 14a Wet BPM 1992 is voldaan.

De inschrijving van het motorrijtuig in Duitsland wordt na verloop van korte tijd beëindigd.

Vraag

Is de (korte) duur van de inschrijving van het motorrijtuig in Duitsland relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de eisen van artikel 14a, eerste lid, Wet BPM 1992?

Antwoord

Nee, de tijdsduur van de inschrijving is niet relevant. Artikel 14a, eerste lid, Wet BPM 1992 vereist dat het motorrijtuig wordt ingeschreven in een andere lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en als bewijs daarvan een kentekenbewijs wordt afgegeven, niet zijnde een kentekenbewijs dat is afgegeven op basis van een tijdelijke inschrijving als bedoeld in artikel 1 van de in artikel 14a Wet BPM 1992 genoemde Richtlijn. Het in de casus overgelegde kentekenbewijs kwalificeert volgens deze Richtlijn niet als een kentekenbewijs dat is afgegeven op basis van een tijdelijke inschrijving. Verder is gegeven dat het motorrijtuig ook daadwerkelijk naar Duitsland is overgebracht en tevens dat is voldaan aan de overige eisen voor teruggaaf van bpm.

Beschouwing

Artikel 14a, eerste lid, Wet BPM 1992 vereist voor de teruggaaf onder meer dat het motorrijtuig overeenkomstig Richtlijn 1999/37/EG van de Raad van 29 april 1999 inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen (PbEG 1999, L 138) wordt ingeschreven in een andere lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en als bewijs van die inschrijving door de bevoegde autoriteit een kentekenbewijs wordt afgegeven, met uitzondering van een kentekenbewijs dat is afgegeven op basis van een tijdelijke inschrijving van het motorrijtuig als bedoeld in artikel 1 van die richtlijn.

De wijziging van artikel 14a Wet BPM 1992 waarmee de bepaling over de kentekeninschrijving is toegevoegd aan dit artikel, is als volgt toegelicht:

"In artikel 14a van de Wet BPM 1992 wordt geregeld dat de teruggave van BPM bij export van motorrijtuigen voortaan alleen wordt verleend indien het geëxporteerde voertuig duurzaam is ingeschreven in een ander land binnen de Europese Unie/Europese Economische Ruimte (EU/EER). Daartoe wordt in artikel 14a, eerste lid, van de Wet BPM 1992 opgenomen dat een teruggaaf alleen wordt verleend indien het motorrijtuig buiten Nederland is gebracht en in een ander land binnen de EU/EER is geregistreerd als bedoeld in de Richtlijn 1999/37/EG van de Raad van 29 april 1999 inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen (PbEG 1999, L 138). De Belastingdienst heeft namelijk geconstateerd dat een deel van de uit Nederland naar een ander land binnen de EU/EER geëxporteerde motorrijtuigen direct nadat deze motorrijtuigen kortdurend waren geregistreerd in dat andere land van de EU/EER, wordt geëxporteerd naar een land buiten de EU/EER. Deze kortdurende registratie in dat andere land binnen de EU/EER dient dan uitsluitend het doel een teruggave van BPM te verkrijgen. Op basis van een steekproef voor het jaar 2012 blijkt het te gaan om naar schatting enkele tientallen miljoenen euro’s aan teruggaaf van BPM (bij een export van circa 84.000 motorrijtuigen en een totale teruggaaf in 2012 van € 276 miljoen), louter op basis van een tijdelijke registratie in een ander land van de EU/EER gevolgd door export naar een land buiten de EU/EER. Dit spoort met geluiden uit de branche op dit punt. Als gevolg van de wijziging van artikel 14a van de Wet BPM 1992 wordt een kentekenbewijs op basis van een tijdelijke inschrijving als bedoeld in artikel 1 van die richtlijn voortaan niet meer geaccepteerd als basis voor de teruggave van BPM bij export van motorrijtuigen. Het gaat hierbij om tijdelijke registraties – in de richtlijn «tijdelijke inschrijving» genoemd – ten blijke waarvan documenten worden afgegeven dan wel gebruikt die niet in alle opzichten voldoen aan de voorschriften van die richtlijn. Bij een export naar een ander land binnen de EU/EER, waar een motorrijtuig duurzaam ingeschreven wordt, zal in dat land geen tijdelijke maar een permanent kenteken worden aangevraagd en kan teruggave worden verkregen. In de gevallen waarin toch een tijdelijk kenteken wordt aangevraagd omdat het motorrijtuig bijvoorbeeld via Duitsland naar een ander EU-land wordt geëxporteerd, moet degene op wiens naam het motorrijtuig in Nederland was geregistreerd wachten met het terugvragen van de BPM tot het motorrijtuig in het definitieve EU-land van bestemming permanent is ingeschreven. Een teruggave van BPM blijft in die gevallen mogelijk."

MvT, Kamerstukken II, 2014/15, 34220, nr. 3, p. 18

Met de wetswijziging is beoogd, zoals uit deze Memorie van Toelichting blijkt, dat teruggaaf alleen mogelijk is 'indien het geëxporteerde voertuig duurzaam is ingeschreven in een ander land binnen de EU/EER'. Om dit te borgen wordt een teruggaaf niet verleend als sprake is van een kentekenbewijs die blijkens voornoemde richtlijn is bedoeld voor een tijdelijke inschrijving.

Uit de parlementaire behandeling in de Eerste Kamer blijkt ook het volgende:

“Ten aanzien van de aanpassing van de teruggaafregeling van BPM bij export van motorrijtuigen vragen de leden van de fractie van D66 waarom geen minimumperiode van een duurzame inschrijving is opgenomen.

Er geldt op grond van recht van de Europese Unie (EU) geen minimumperiode voor het «duurzaam» ingeschreven staan van het motorrijtuig in de EU-lidstaat of in een land van de Europese Economische Ruimte (EER) waarnaar het motorrijtuig vanuit Nederland is geëxporteerd. Van belang voor de teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) is dat het motorrijtuig voor onbepaalde tijd wordt ingeschreven in een andere EU-lidstaat of ander EER-land. De Belastingdienst controleert op het moment waarop het verzoek om teruggaaf van BPM bij export wordt gedaan of de bijgevoegde kopie van het kentekenbewijs voldoet aan de voorwaarden van de Europese Richtlijn inzake de kentekenbewijzen van motorrijtuigen. Als de kopie voldoet en aan de overige voorwaarden voor de teruggaaf wordt voldaan, verleent de Belastingdienst de teruggaaf van BPM. Het invoeren van een minimumperiode zou betekenen dat de Belastingdienst deze motorrijtuigen in het buitenland gedurende een bepaalde periode zou moeten blijven volgen. Dit is voor de Belastingdienst praktisch ondoenlijk. Het is bovendien de vraag of een minimumperiode Europeesrechtelijk houdbaar is”.

MvA, Kamerstukken I, 2015/16, 34220, nr. B, p. 2

Uit het geheel van bovenstaande blijkt dat de wetgever heeft gekozen voor een uitvoerbare regeling waarbij de duurzaamheid van de inschrijving (in beginsel)* blijkt uit het type afgegeven kentekenbewijs.

*Indien de inspecteur aanwijzing heeft te twijfelen aan het doel van de inschrijving, bijvoorbeeld omdat het motorrijtuig is verkocht aan een partij buiten de EU/EER en de -duurzame- inschrijving binnen de EU/EER enkel dient om de teruggaaf te verkrijgen, kan dit anders zijn. Immers is dat nu de situatie die de wetgever heeft beoogd tegen te willen gaan.

Deel deze pagina