KG:210:2025:10 Tussenhandelaar
Publicatiedatum 19-06-2025, 13:25 | Laatste update 19-06-2025, 13:25 |
Aanleiding
Een viertal ondernemers is betrokken bij een zogenoemde ABCD-ketentransactie, waarbij de goederen vanuit ondernemer A in Nederland worden vervoerd naar ondernemer D in een andere EU-lidstaat.
Voor het vervoeren van de goederen wordt een derde partij ingeschakeld. Deze vervoerder sluit de vervoersovereenkomst met ondernemer A. Ondernemer A en ondernemer B zijn overeengekomen dat de goederen worden vervoerd voor rekening van ondernemer B, waarbij ondernemer B het risico draagt voor onopzettelijk verlies van de goederen tijdens de vervoersoperatie.
Ondernemer A is gevestigd in Nederland. Ondernemer B is gevestigd in Ierland. Ondernemers C en D zijn gevestigd in de lidstaat van bestemming van de goederen.
Ondernemer B verstrekt aan ondernemer A zijn Nederlands btw-identificatienummer.
Vraag
Kwalificeert ondernemer B als tussenhandelaar in de zin van artikel 5c, derde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB 1968)?
Antwoord
Ja, ondernemer B kwalificeert als tussenhandelaar in de zin van artikel 5c, derde lid, Wet OB 1968.
Beschouwing
Ondernemer B kwalificeert als tussenhandelaar in de zin van artikel 5c, derde lid, Wet OB 1968. De goederen worden voor zijn rekening vervoerd, en hij draagt het risico voor onopzettelijk verlies van de goederen tijdens de vervoersoperatie.
Bij grensoverschrijdende ketentransacties kan slechts één van de leveringen kwalificeren als een intracommunautaire levering in de zin van Tabel II, post a.6 behorende bij de Wet OB 1968. Daarvoor is van belang aan welke levering het vervoer kan worden toegerekend.
Artikel 5c Wet OB 1968 omvat een regeling om te bepalen aan welke van de opvolgende leveringen in de keten het intracommunautair vervoer moet worden toegerekend. In voorliggende casus heeft ondernemer B aan zijn leverancier (ondernemer A) zijn Nederlands btw-identificatienummer verstrekt. Gelet op artikel 5c, tweede lid, Wet OB 1968 betekent dit dat de levering door ondernemer B aan ondernemer C als intracommunautaire levering moet worden aangemerkt indien ondernemer B als tussenhandelaar kwalificeert.
Ondernemer B is geen partij bij de overeenkomst met de externe vervoerder die de goederen vervoert van Nederland naar de andere EU-lidstaat. Dit doet echter niet af aan het feit dat ondernemer B in de gegeven omstandigheden toch als tussenhandelaar in de zin van artikel 5c, derde lid, Wet OB 1968 kan kwalificeren. Ondernemer B heeft namelijk een overeenkomst gesloten met ondernemer A waaruit volgt dat de goederen worden vervoerd voor rekening van ondernemer B, waarbij ondernemer B het risico draagt voor onopzettelijk verlies van de goederen tijdens de vervoersoperatie. De goederen zijn daarmee voor rekening van ondernemer B verzonden zoals vereist voor de kwalificatie van ‘tussenhandelaar’ in de zin van artikel 5c, derde lid, Wet OB 1968.
In de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II 2019/20, 35307, nr. 3, p. 17) bij de invoering van artikel 5c Wet OB 1968 staat dat indien een derde partij de goederen vervoert of verzendt, de ondernemer in de keten die zich contractueel verbindt met de derde vervoerder de tussenhandelaar is.
In het Besluit Toelichting Tabel II (besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 20 december 2023, Stcrt. 2023, 27807, p. 40) wordt hierbij aangesloten.
Daarnaast is van belang de Toelichting over de btw-wijzigingen in de EU met betrekking tot de regeling inzake voorraad op afroep, ketentransacties en de vrijstelling voor intracommunautaire leveringen van goederen (“snelle oplossingen van 2020”) (hierna: Toelichting) zoals door de Europese Commissie is vastgesteld. In het Besluit Toelichting snelle oplossingen btw (besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 13 april 2021, Stcrt. 2021, 19872), wordt naar deze Toelichting verwezen. In onderdeel 3 van dit besluit stelt de staatssecretaris vast dat de Toelichting op enkele onderdelen na als beleid heeft te gelden. Uit het besluit volgt dat hetgeen is opgenomen in paragraaf 3.6.5. van de Toelichting als beleid heeft te gelden.
Volgens paragraaf 3.6.5. van de Toelichting is in het algemeen de tussenhandelaar de leverancier in de keten die het goederenvervoer organiseert (hetzij zelf, hetzij via een derde die voor zijn rekening optreedt), dat wil zeggen de persoon die het vervoer voor eigen rekening uitvoert of het vervoer voor zijn rekening uitbesteedt aan een derde partij.
Uit dezelfde paragraaf volgt dat, indien de goederen voor rekening van een andere partij worden vervoerd die het risico voor onopzettelijk verlies van de goederen tijdens de vervoersoperatie draagt, de tussenhandelaar niet altijd de partij hoeft te zijn die de overeenkomst met de externe vervoerder sluit.
Ondernemer B heeft weliswaar niet het contract met de externe vervoerder gesloten, maar uit de afspraken met ondernemer A volgt dat de goederen voor rekening van ondernemer B zijn vervoerd en dat ondernemer B het risico voor onopzettelijk verlies van de goederen tijdens de vervoersoperatie draagt.