KG:204:2025:13 (Fictieve) dienstbetrekking sekswerkers
Publicatiedatum 05-08-2025, 11:18 | Laatste update 05-08-2025, 11:18 |
Aanleiding
Op grond van artikel 4, onderdeel e, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB 1964) in samenhang met artikel 2ca van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (hierna: UBLB 1965) geldt een fictieve dienstbetrekking voor sekswerkers in het geval zij niet in een echte dienstbetrekking werkzaam zijn. Er is echter geen sprake van een fictieve dienstbetrekking als aan de voorwaarden van artikel 2.2 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 (hierna: URLB 2011) wordt voldaan. Een van de voorwaarden is dat de zogenoemde opting-in regeling van artikel 2g UBLB 1965 wordt toegepast (zie artikel 2.2, eerste lid, onderdeel d, URLB 2011).
Vragen
- Kan een sekswerker die werkzaam is voor een exploitant alleen buiten fictieve dienstbetrekking werken als de exploitant het voorwaardenpakket van artikel 2.2 URLB 2011 toepast?
- Is het binnen de huidige fiscale wet- en regelgeving mogelijk voor een exploitant om naast een aantal sekswerkers die via het voorwaardenpakket werken tegelijkertijd een overeenkomst aan te gaan met:
- sekswerkers die in echte dienstbetrekking werken;
- sekswerkers die enkel een kamer huren bij de exploitant om hun werkzaamheden te verrichten waar de exploitant verder in het geheel geen bemoeienis heeft;
- sekswerkers die als ondernemer binnen een escortbedrijf (exploitant) werken;
- sekswerkers die als ondernemer binnen privéhuizen/bordelen werken.
Antwoorden
- Nee. De sekswerker die bijvoorbeeld kan worden aangemerkt als ondernemer in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) werkt niet in fictieve dienstbetrekking, ongeacht of de exploitant het voorwaardenpakket toepast.
- Ja. De exploitant is alleen verplicht te voldoen aan het voorwaardenpakket met betrekking tot de sekswerkers die op grond van artikel 2ca UBLB 1965 in fictieve dienstbetrekking staan tot de exploitant. Verplichte toepassing van het voorwaardenpakket geldt dus niet voor sekswerkers die hiervan al uitgezonderd zijn op grond van artikel 2e, vierde lid, onderdelen a en b, UBLB 1965 en sekswerkers die een echte dienstbetrekking hebben.
Beschouwing
Wet- en regelgeving
Vanaf 1 januari 2009 geldt – in situaties waarin geen sprake is van een echte dienstbetrekking in de zin van artikel 2 Wet LB 1964 - een fictieve dienstbetrekking voor sekswerkers. Artikel 2ca UBLB 1965 luidt als volgt:
“1. Als dienstbetrekking wordt beschouwd de arbeidsverhouding van degene, die als sekswerker persoonlijk arbeid verricht.
2. Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder sekswerker: degene die tegen betaling seksuele handelingen met of voor een ander verricht.”
Er is onder andere geen sprake van een fictieve dienstbetrekking, als wordt voldaan aan bij ministeriële regeling nader te stellen voorwaarden (artikel 2e, vierde lid, onderdeel c, UBLB 1965). Deze voorwaarden zijn neergelegd in artikel 2.2 URLB 2011. Op grond van dit zogenoemde voorwaardenpakket worden eisen gesteld aan de arbeidsverhouding van de sekswerkers. Daarnaast worden onder meer voorwaarden gesteld aan de administratie van de exploitant, de vaststelling van de inkomsten van sekswerkers en de betaling hiervan aan hen en de naleving van fiscale verplichtingen. Voldoet men aan de voorwaarden dan wordt de arbeidsverhouding van de sekswerker niet als fictieve dienstbetrekking beschouwd. Het gevolg hiervan is dat geen premies werknemersverzekeringen verschuldigd zijn.
Een van de voorwaarden is dat de exploitant op grond van artikel 2.2, eerste lid, onderdeel h, URLB 2011 onder andere de verschuldigde loonbelasting, premie volksverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet afdraagt. Om die reden moet de zogenoemde opting-in regeling van artikel 2g UBLB 1965 worden toegepast (zie artikel 2.2, eerste lid, onderdeel d, URLB 2011). Die regeling biedt de mogelijkheid om via een gezamenlijke verklaring de arbeidsverhouding van degene die de arbeid verricht als dienstbetrekking te beschouwen. De opting-in regeling kan niet worden toegepast voor ondernemers (zie artikel 2g, eerste lid, onderdeel a, UBLB 1965).
Kan een sekswerker die werkzaam is voor een exploitant alleen buiten fictieve dienstbetrekking werken als de exploitant het voorwaardenpakket toepast (ad 1)?
Artikel 2e, vierde lid, UBLB 1965 formuleert een drietal uitzonderingen op de fictieve dienstbetrekking voor sekswerkers (artikel 2ca, UBLB 1965). Het betreft:
- de arbeidsverhouding van degene, die arbeid verricht in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep (de ondernemer);
- de arbeidsverhouding van degene, die het verrichten van de arbeid rechtstreeks is overeengekomen met een natuurlijk persoon ten behoeve van diens persoonlijke aangelegenheden; en
- de situatie waarbij het voorwaardenpakket (met opting-in regeling) van toepassing is (zie artikel 2e, vierde lid, onderdeel c, UBLB 1965).
De ondernemer in de zin van de Wet IB 2001 is dus bijvoorbeeld ook zonder toepassing van het voorwaardenpakket uitgezonderd van de fictieve dienstbetrekking voor sekswerkers.
Zijn er voor een exploitant die ervoor kiest om het voorwaardenpakket toe te passen nog andere arbeidsrelaties mogelijk met sekswerkers (ad 2)?
De sekswerker is niet in fictieve dienstbetrekking op grond van artikel 2ca UBLB 1965 als wordt voldaan aan het voorwaardenpakket (zie artikel 2e, vierde lid, onderdeel c, UBLB 1965 in samenhang met artikel 2.2 URLB 2011). Een van de voorwaarden is dat de exploitant “met betrekking tot al zijn arbeidsverhoudingen met degenen die als sekswerker persoonlijk arbeid verrichten” voldoet aan de voorwaarden van artikel 2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met f, URLB 2011 (zie artikel 2.2, eerste lid, onderdeel g, URLB 2011). Dit betekent dat de exploitant verplicht is om voor alle arbeidsverhoudingen die kwalificeren voor artikel 2ca UBLB 1965 te voldoen aan het voorwaardenpakket. Hiertoe behoren niet de arbeidsverhoudingen die op grond van artikel 2e, vierde lid, onderdeel a of b, UBLB 1965 al zijn uitgezonderd van artikel 2ca UBLB 1965, zoals de ondernemer. Artikel 2ca UBLB 1965 is ook niet van toepassing op sekswerkers met een echte dienstbetrekking in de zin van artikel 2 Wet LB 1964.
Het is dus mogelijk om als exploitant gebruik te maken van het voorwaardenpakket en daarnaast een overeenkomst te sluiten met sekswerkers, die:
- al op grond van artikel 2e, vierde lid, onderdelen a en b, UBLB 1965 geen fictieve dienstbetrekking hebben;
- die een echte dienstbetrekking hebben op grond van artikel 2 Wet LB 1964.
Let op: Artikel 2ca UBLB 1965 bepaalt dat de arbeidsverhouding van degene die als sekswerker persoonlijk arbeid verricht, als dienstbetrekking wordt beschouwd. De kennisgroep meent dat in beginsel geen sprake is van een dergelijke arbeidsverhouding – en dus van een dienstbetrekking - als de sekswerker enkel een kamer huurt bij een exploitant. De sekswerker en de exploitant handelen in dat geval in de hoedanigheid van huurder en verhuurder. Dit kan anders zijn als sprake is van een gezagsrelatie. Dit moet per geval beoordeeld worden.
Strijd met doel en strekking voorwaardenpakket?
Het voorwaardenpakket is als totaalpakket bedoeld vanwege de doelstellingen die ermee worden nagestreefd. Zie voor de onderbouwing van doel en strekking van het voorwaardenpakket de bijlage. Het beoogt met name de lastige discussie over zelfstandig ondernemerschap of werken in loondienst weg te nemen. In een brief van 18 november 2024 van de minister van Justitie en Veiligheid en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer is ten aanzien van het voorwaardenpakket opgenomen dat als een exploitant ervoor kiest om via het voorwaardenpakket met opting-in regeling te werken, diegene verplicht is om dit op alle sekswerkers toe te passen (Kamerstukken II 2024/25, 34193, nr. 19, p.3). Het lijkt dan ook de bedoeling dat de exploitant die het voorwaardenpakket wil toepassen, moet voldoen aan alle voorwaarden voor alle sekswerkers. Dit leidt ertoe dat als in de relatie met één of meer sekswerkers niet wordt voldaan aan één of meer voorwaarden, de uitzondering op de fictieve dienstbetrekking op geen enkele sekswerker van toepassing is.
Volgens de kennisgroep komt dit niet overeen met de letterlijke tekst van de regelgeving. Op basis van de uitlegregels van redelijke rechtsvinding moet de taalkundige interpretatie in dit geval naar de mening van de kennisgroep prevaleren. Op grond van die tekst kan de exploitant volstaan met het voldoen aan het voorwaardenpakket (incl. de opting-in regeling) op alleen de arbeidsverhoudingen die kwalificeren voor artikel 2ca UBLB 1965. Dit betreft dus niet de arbeidsverhoudingen die al uitgezonderd zijn op grond van artikel 2e, vierde lid, onderdelen a en b UBLB 1965 en de sekswerkers die in echte dienstbetrekking staan tot de exploitant.
Bijlage
In de brief van 18 november 2024 van de minister van Justitie en Veiligheid en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal is opgenomen dat bij toepassing van het voorwaardenpakket geen andere arbeidsrelaties mogelijk zijn tussen de exploitant en de sekswerkers:
“In de praktijk ontbreekt een vrije keuze om al dan niet te werken onder de regeling bij een exploitant, omdat vrijwel alle exploitanten voor de toepassing van deze regeling opteren. Wanneer een exploitant ervoor kiest om via het voorwaardenpakket met opting-in regeling te werken, is diegene verplicht om dit op alle sekswerkers toe te passen. Dit is onderdeel van het voorwaardenpakket.”
Kamerstukken II 2024/25, 34193, nr. 19, p. 3
De wetgever heeft de achtergrond van deze verplichting als volgt toegelicht:
“Bevindingen van de Belastingdienst hebben uitgewezen dat in het overgrote deel van de arbeidsrelaties met medewerkers in deze branche sprake is van loondienst. Door exploitanten wordt echter meestal het standpunt ingenomen dat geen sprake is van loondienst. Dit leidt tot veel procedures. Het standpunt van de Belastingdienst is echter in diverse procedures bevestigd. Door veel medewerkers in de branche wordt de loondienstsituatie niet als de meest gewenste situatie gezien. Om hieraan tegemoet te komen en tegelijkertijd de handhaving in de branche te verbeteren is door de Belastingdienst het zogenoemde voorwaardenpakket opgesteld.”
Kamerstukken II 2007/08, 25437, nr. 62, p. 1
“De fiscale verplichtingen worden op grond van het voorwaardenpakket afgehandeld via de administratie van de exploitant. De heffing van de verschuldigde belasting over de inkomsten van de medewerker gebeurt via de wettelijke regeling «opting-in», een al bestaande regeling volgens artikel 4f Wet op de loonbelasting 1964; de verschuldigde inkomstenbelasting wordt dan al via loonheffing ingehouden op de verdiensten. De verschuldigde omzetbelasting wordt via aangifte van de exploitant gedaan.
De medewerkers hebben zodoende van de fiscale afhandeling geen verdere (administratieve) last. Het moeten voldoen aan allerlei (administratieve) verplichtingen is juist een belangrijk bezwaar van de medewerkers in de branche om als echte zelfstandig ondernemer in fiscale zin te werken. In de situatie van het voorwaardenpakket krijgen de medewerkers van de exploitant uiteindelijk een netto bedrag in handen waar alle verschuldigde belastingen al van betaald zijn. Het voorwaardenpakket beoogt zo recht te doen aan de wensen van de medewerkers en geeft hen een meer zelfstandige positie. Hierbij is geen sprake van loondienst of van zelfstandig ondernemerschap, maar van resultaat uit overige werkzaamheden.”
Kamerstukken II 2007/08, 25437, nr. 62, p. 2
En:
(…) “In de brief Veiligheid begint bij voorkomen is om die reden een verduidelijking van de arbeidsverhoudingen toegezegd. Wat betreft de fiscaliteit en sociale zekerheid komt er een verduidelijking van de arbeidsverhoudingen door invoering van een voorwaardenpakket van de Belastingdienst voor de prostitutiebranche. Het uitgangspunt is dat prostituees een meer zelfstandige en onafhankelijke positie krijgen. Hiervoor is een aantal voorwaarden van wezenlijk belang. Deze voorwaarden zijn opgenomen in het voorwaardenpakket. De verwachting is dat de sociale positie van prostituees hiermee wordt verbeterd. Daarnaast zal de invoering van het voorwaardenpakket bijdragen aan transparantie en traceerbaarheid in de prostitutiesector.” (…)
Kamerstukken II 2007/08, 25437, nr. 56, p. 7
En:
“In de prostitutiebranche zijn de arbeidsrelaties in de praktijk vrijwel altijd aan te merken als een dienstbetrekking. Dit blijkt uit onderzoeken van de Belastingdienst en het UWV en uit de jurisprudentie. Dat betekent dat de exploitant over het loon van de sekswerkers loonheffingen moet afdragen en dat sekswerkers verzekerd zijn op grond van de werknemersverzekeringen. Bij belastingcontroles is echter gebleken dat exploitanten meestal het standpunt innemen dat geen sprake is van een dienstbetrekking. Het kost de Belastingdienst veel tijd om telkens de feitelijke aard van de arbeidsrelatie vast te stellen en om vervolgens de opgelegde (naheffings)aanslagen te innen. In veel gevallen stellen de exploitanten bezwaar en beroep in tegen deze aanslagen. De sekswerkers stellen op hun beurt vaak ook geen prijs op het werknemerschap. Voorts blijkt uit de tweede evaluatie van de opheffing van het bordeelverbod dat de positie van sekswerkers de afgelopen jaren niet is verbeterd.
Tegen deze achtergrond zijn afspraken gemaakt met de belangengroeperingen voor sekswerkers en exploitanten in de prostitutiebranche. Doel van deze afspraken is een verbetering van de naleving van de belasting- en premiewetgeving door de prostitutiesector, een verbetering van de handhaving door de Belastingdienst en een verduidelijking van de kwalificatie van de arbeidsverhoudingen voor de fiscaliteit en sociale zekerheid, die kan bijdragen aan de verbetering van de sociale positie van sekswerkers.”
Besluit van 18 december 2008 tot wijziging van enige fiscale uitvoeringsbesluiten, Stcrt. 2008, 574, p. 11-12
En:
(…) “Het voorwaardenpakket is een totaalpakket waarmee tegelijkertijd de naleving van de belasting- en premiewetgeving door de exploitanten, de handhaving door de Belastingdienst en een verbetering van de positie van de sekswerkers wordt nagestreefd.
In dat kader worden ook voorwaarden gesteld aan de administratie en naleving van de fiscale verplichtingen. Deze voorwaarden hebben tot doel de handhaving door de Belastingdienst en de naleving door de prostitutiesector te verbeteren.” (…)
Besluit van 18 december 2008 tot wijziging van enige fiscale uitvoeringsbesluiten, Stcrt. 2008, 574, p. 13