Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:202:2022:3 Geen recht op IACK bij gezin dat in België verblijft

Aanleiding

Een belastingplichtige geeft aan dat hij in 2021 bij zijn vrouw en kinderen woont in België. Zijn vrouw en kinderen staan ingeschreven in België en de vrouw werkt ook in België. De belastingplichtige staat daarentegen ingeschreven op een Nederlands adres, waar hij feitelijk ook verblijft. In de weekenden (vaak al op vrijdag) en tijdens vakanties verblijft hij bij zijn gezin in België. Verder werkt hij in Nederland. Daarnaast is niet bekend wat het inkomen van de vrouw is. De vrouw is niet aan te merken als een kwalificerend buitenlands belastingplichtige.

Vraag

Heeft een belastingplichtige die in Nederland staat ingeschreven in de basisregistratie personen en die in het weekend bij zijn in België ingeschreven kinderen verblijft, recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting (hierna: IACK)?

Antwoord

Nee, er wordt niet voldaan aan de inschrijvingseis, bedoeld in artikel 8.14a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001). Ook is geen sprake van een co-ouderschapssituatie.

Beschouwing

Artikel 8.14a Wet IB 2001 (tekst 2021) geeft aan dat de IACK geldt voor de belastingplichtige indien:

  1. hij een arbeidsinkomen heeft dat meer bedraagt dan € 5.153;
  2. in het kalenderjaar gedurende ten minste zes maanden een kind dat bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 12 jaar niet heeft bereikt op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige staat ingeschreven in de basisregistratie personen, en
  3. hij in het kalenderjaar geen partner heeft, dan wel indien hij wel een partner heeft, hij in het kalenderjaar een lager arbeidsinkomen heeft dan zijn partner.

De belastingplichtige voldoet niet aan voorwaarde b, omdat de belastingplichtige niet op hetzelfde woonadres staat ingeschreven als zijn kinderen in België (vlg. HR 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1686 in cassatie op Hof ’s-Hertogenbosch 31 december 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:4115). Er moet dan worden beoordeeld of de belastingplichtige met toepassing van artikel 44b van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 (hierna: URIB 2001), zoals dat tot 1 januari 2024 luidde, in aanmerking kan komen voor de IACK. In de tekst van artikel 44b URIB 2001, zoals dat tot 1 januari 2024 luidde, was de voorwaarde opgenomen dat het kind tegelijkertijd tot het huishouden van de beide ouders moet behoren. Dit vereist dat er sprake moet zijn van twee huishoudens. Beide ouders dienen dus afzonderlijk een huishouden te voeren met de kinderen. In dit geval is hiervan geen sprake omdat belastingplichtige geen afzonderlijk huishouden voert met zijn kinderen in Nederland en hij in België bij zijn kinderen en partner verblijft. Hierop is ook gewezen in de parlementaire geschiedenis. aangezien er wordt gesproken over “niet samenwonende, co-ouders”:

“In bepaalde gevallen van co-ouderschap kan worden afgeweken van de voorwaarde dat het kind in de basisadministratie persoonsgegevens op hetzelfde woonadres staat ingeschreven als belastingplichtige. Dit betreft met name de situatie dat een kind tegelijkertijd tot het huishouden van beide, niet samenwonende, co-ouders behoort.” (Toelichting op de ministeriële regeling van 20 december 2001, nr. WDB 2001/760M, Stcrt. 2001, 250)

In het onderhavige geval is voor de belastingplichtige dus geen sprake van een co-ouderschapssituatie. Daarom biedt ook de co-ouderschapsregeling geen soelaas en heeft hij geen recht op de IACK.

NB: met ingang van 1 januari 2024 is artikel 44b URIB 2001 komen te vervallen. De co-ouderschapsregeling voor de IACK is met ingang van die datum opgenomen in artikel 8.14a, eerste lid, Wet IB 2001. De voorwaarde blijft bestaan dat het kind in elk van beide huishoudens moet verblijven.

Ten overvloede

Ten overvloede wordt opgemerkt dat met ingang van 1 januari 2022 mogelijk ook niet wordt voldaan aan artikel 8.14a, eerste lid, onderdeel c, Wet IB 2001. Voor toepassing van de IACK wordt op grond van artikel 8.14a, vijfde lid, Wet IB 2001 met een partner gelijkgesteld degene die uitsluitend vanwege toepassing van artikel 1.2, vierde lid, onderdeel b, Wet IB 2001 niet als fiscaal partner wordt aangemerkt. Hiervan is sprake in onderhavige casus, omdat de vrouw geen inwoner is van Nederland en geen kwalificerend buitenlands belastingplichtige is. De belastingplichtige en zijn vrouw zijn dus geen fiscaal partner, maar voor de toepassing van de IACK kwalificeert de vrouw wel als partner. In dat geval zou – om te bepalen of belastingplichtige voldoet aan voorwaarde c – ook het arbeidsinkomen van de vrouw moeten worden bepaald. Indien het arbeidsinkomen van belastingplichtige hoger is dan het arbeidsinkomen van zijn vrouw, komt hij om deze reden eveneens niet in aanmerking voor de IACK. Indien zijn arbeidsinkomen lager is, wordt wel voldaan aan de voorwaarde in artikel 8.14a, eerste lid, onderdeel c, Wet IB 2001, maar wordt daar niet aan toegekomen omdat nog steeds niet is voldaan aan de inschrijvingseis, bedoeld in artikel 8.14a, eerste lid, onderdeel b, Wet IB 2001.

Deel deze pagina