Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:204:2022:8 Eigen bijdrage werknemer aan cao-fonds

Aanleiding

De Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Beroepsgoederenvervoer over de weg en de Verhuur van Mobiele Kranen (Stichting SOOB) maakt deel uit van de cao Beroepsgoederenvervoer. De bijdrage aan Stichting SOOB is vastgelegd in de SOOB-cao. De werkgever draagt een jaarlijkse bijdrage af aan Stichting SOOB van in totaal 0,86% van de brutoloonsom van het huidige jaar, rekening houdend met het maximum premiedagloon Wet financiering sociale verzekeringen (hierna: Wfsv).[voetnoot 1] Een gedeelte van de jaarlijkse bijdrage komt voor rekening van de werknemer. De bijdrage van de werknemer wordt ingehouden op zijn netto maandsalaris. De werkgever draagt zowel de werkgeverspremie als de werknemerspremie af aan Stichting SOOB. Het werknemersaandeel bedraagt 0,245%, het werkgeversaandeel bedraagt 0,615%.[voetnoot 2]

Stichting SOOB heeft volgens de statuten als doel het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen in de bedrijfstak vallende onder de werkingssfeer van de SOOB-cao en het financieren van activiteiten, die daaraan kunnen bijdragen.[voetnoot 3] De statuten en het reglement van de Stichting SOOB bevatten een opsomming van activiteiten en aandachtsgebieden waaraan de Stichting SOOB de gelden besteedt[voetnoot 4] en hoe de gelden worden verdeeld[voetnoot 5]. De belangrijkste aandachtsgebieden van Stichting SOOB zijn volgens hun website:

  • In- en doorstroom van medewerkers;
  • Opleiding en subsidie;
  • Inzetbaarheid en gezondheid;
  • Arbeidsvoorwaarden;
  • Functiewaardering;
  • Arbeidsmarktkennis.

Vraag

Komt de verplichte werknemersbijdrage aan Stichting SOOB ten laste van het bruto- of nettoloon van de werknemer?

Antwoord

De verplichte werknemersbijdrage komt ten laste van het brutoloon.

Beschouwing

Wet- en regelgeving

Een werkgever kan de volgende werknemersbijdragen ten laste van het brutoloon brengen:

  1. Werknemersbijdragen voor belaste aanspraken. De werknemersbijdrage komt ten laste van het brutoloon tot maximaal de waarde van de aanspraak (artikel 13, zevende lid, Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB);
  2. Werknemersbijdragen voor wettelijk vrijgestelde aanspraken. De werknemersbijdrage komt ten laste van het brutoloon, als deze expliciet is vermeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel j, Wet LB.
  3. Werknemersbijdragen die negatief loon vormen.

Ad 1 en 2: Is er sprake van een aanspraak?

Artikel 10, tweede lid, Wet LB spreekt over ‘aanspraken om na verloop van tijd of onder een voorwaarde één of meer uitkeringen of verstrekkingen te ontvangen’. Het begrip ‘aanspraken’ wordt nergens in de Wet LB of de uitvoeringsbepalingen verder omschreven. In de fiscale literatuur, wordt het wel eens gedefinieerd als een vorm van ‘loon in de vorm van een recht’ zijnde de tegenhanger van een ‘recht op loon’, zoals tantièmes, vakantietoelagen en dergelijke.[voetnoot 6]

Uit vaste jurisprudentie volgt dat de Hoge Raad het begrip aanspraken op grond van de wetsgeschiedenis beperkt opvat. De Hoge Raad overwoog in 1957[voetnoot 7]:

“Gevallen waarin voor de werknemer naast de contante beloning een voorziening wordt getroffen, krachtens welke die werknemer of zijn nabestaanden aanspraken verwerven om op een toekomstig tijdstip — in het algemeen bepaald door de beëindiging van de dienstbetrekking — al dan niet onder bepaalde voorwaarden in het genot te worden gesteld van een of meer uitkeringen;”

In latere rechtspraak heeft de Hoge Raad[voetnoot 8] aan zijn omschrijving van het begrip ‘aanspraken’ het element ‘fondsvorming’ toegevoegd:

“Voor deze gevallen is in het algemeen kenmerkend dat de getroffen voorziening zich ertoe leent dat de werkgever de daaruit voortvloeiende aanspraken dekt door daarvoor door middel van jaarlijkse donaties in eigen beheer een fonds op te bouwen, of daarvoor jaarlijkse stortingen te doen bij derden.”

Daarnaast valt uit een arrest van de Hoge Raad uit 1953[voetnoot 9] op te maken dat aanspraken (voorwaardelijke) rechten zijn en niet slechts verwachtingen dat uitkeringen zullen worden genoten (hoe stellig en gegrond zulke verwachtingen ook mogen zijn); er dient met andere woorden sprake te zijn van een bindende regeling.[voetnoot 10]

Hoe werkt dit uit?

Stichting SOOB levert een bijdrage aan een gezonde arbeidsmarkt en goed opgeleide vakmensen in de sector. Dit doet Stichting SOOB volgens hun website onder andere door subsidies beschikbaar te stellen aan werkgevers en werknemers die bezig zijn met opleiding en loopbaanontwikkeling. De statuten en het reglement van de Stichting SOOB bevatten een opsomming van activiteiten en aandachtsgebieden waaraan de Stichting SOOB de gelden besteedt. Het betreft een lange opsomming van activiteiten met een algemeen karakter gericht op het zo breed mogelijk bevorderen van de ontwikkeling van de bedrijfstak. Op grond hiervan concludeert de kennisgroep dat werknemers geen (rechtstreekse) individuele rechten kunnen ontlenen aan de verplichte (werknemers)bijdrage. De SOOB bijdrage komt ten goede aan de sector. Er is voor de werknemers geen juridisch afdwingbaar recht (al dan niet voorwaardelijk) in de vorm van een aanspraak. Dit geldt eveneens voor de scholingsactiviteiten. Werkgevers kunnen hier weliswaar subsidie voor aanvragen. Dit betekent niet dat er voor de werknemers een recht in de vorm van een uitkering ontstaat.

De verplichte bijdrage van de werknemers vormt geen aanspraak in de zin van artikel 10, tweede lid, Wet LB en kan daarom niet ten laste van het brutoloon worden gebracht.

Ad 3: Kwalificeert de verplichte werknemersbijdrage aan Stichting SOOB als negatief loon?

Artikel 10, eerste lid, Wet LB bevat de algemene omschrijving van het begrip ‘loon’:

“Loon is al hetgeen uit een dienstbetrekking of een vroegere dienstbetrekking wordt genoten, daaronder mede begrepen hetgeen wordt vergoed of verstrekt in het kader van de dienstbetrekking.”

Aan de rechtspraak is een aantal algemene kenmerken van het loonbegrip te ontlenen:

  1. Er is sprake van genieten (voordeelseis).
  2. De werkgever verstrekt het voordeel en is zich daarvan bewust (verstrekkingseis).[voetnoot 11]
  3. Er is voldoende causaal verband tussen het voordeel en de dienstbetrekking (causaliteitseis/leer van de redelijke toerekening).

Er is sprake van loon als aan de drie voorwaarden is voldaan.

Er bestaat geen eenduidigheid ten aanzien van de definitie van negatief loon. Er is geen wettelijke definitie, ook is geen definitie gegeven in de jurisprudentie. In de literatuur wordt het standpunt verdedigd dat vanwege het algebraïsch karakter van het loonbegrip ‘negatief loon’ langs dezelfde meetlat moet worden gelegd als positief loon namelijk het loonbegrip van artikel 10 Wet LB. Wel wordt expliciet in de jurisprudentie[voetnoot 12] het concept van negatief loon erkend en tevens dat dit wordt beheerst door artikel 10 Wet LB[voetnoot 13].

De kennisgroep meent dat aan de genoemde kenmerken is voldaan.

  1. Er is sprake van een nadeel.
    De werknemer is op basis van de SOOB-cao verplicht tot een bijdrage aan de stichting via inhouding door de werkgever. De werknemer ontvangt geen (rechtstreekse) tegenprestatie voor zijn betaling, verkrijgt daardoor geen rechten jegens de stichting en ondervindt daarom een nadeel en verarmt. De SOOB bijdrage komt ten goede aan de sector. Er is geen sprake van inkomensbesteding omdat de oorzaak van de bijdrage niet is gelegen in de persoonlijke sfeer (zie ook onder 3).[voetnoot 14]Hierbij merkt de kennisgroep nog het volgende op. Aan het voorgaande doet niet af dat de activiteiten van de stichting ook op de betrokken werknemer gericht kunnen zijn. Van een in redelijkheid voorspelbare bevoordeling van individuele werknemers is namelijk geen sprake. Het hangt af van de feiten en omstandigheden of een eventuele activiteit leidt tot een voordeel dat loon vormt. In dat geval is de zogenoemde fondsenvrijstelling (artikel 11, eerste lid, onderdeel n, Wet LB) niet van toepassing. Een bijdrage uit het brutoloon kwalificeert immers niet als werknemersbijdrage voor de toepassing van de fondsenvrijstelling.
  2. Aan de verstrekkingseis is voldaan.
    De werkgever houdt de bijdrage van de werknemer in op het netto maandsalaris van de werknemer. Die is terug te vinden op de loonstrook als bedrijfstakheffing of premie SOOB.
  3. Er is voldoende causaal verband tussen het nadeel en de dienstbetrekking.
    De verplichting tot betaling van de werknemersbijdrage vloeit voort uit de geldende SOOB-cao. Er is hier sprake van een verplichting krachtens de SOOB-cao. Daarmee vindt de verplichting tot betaling geheel en rechtstreeks haar oorzaak in die dienstbetrekking.[voetnoot 15]

Hoe werkt dit uit?

De bijdrage van de werknemer is weliswaar onttrokken aan de vrije beschikking van de werknemer, maar wordt met instemming van de werknemer aan een derde gedaan. Met instemming omdat de vakbond deze cao afspraak met de werkgever heeft gemaakt namens de werknemer.[voetnoot 16] De werknemer wendt daarmee zijn (recht op) loon aan ten gunste van een derde en geniet loon. Dit loon kan echter verrekend worden met negatief loon waardoor de werknemer per saldo geen heffing is verschuldigd. De bijdrage van de werknemer komt dus niet in mindering op het nettoloon maar op het – ongekorte – brutoloon.

Voetnoten

[Voetnoot 1, terug naar tekst] Artikel 4, eerste lid, SOOB-cao. De werkgever is per kalenderjaar ten behoeve van de Stichting een jaarlijkse bijdrage verschuldigd over de bruto loonsom sociale verzekeringen van het lopend jaar met dien verstande dat de heffingsgrondslag per werknemer maximaal gelijk is aan het voor dat jaar geldende tot een jaarbedrag herleide maximum premiedagloon ingevolge de Wet financiering sociale verzekering. De werkgever is een jaarlijkse bijdrage van 0,86% van voornoemd loon verschuldigd. Bovenbedoeld premiebedrag zal herrekend worden naar een premiebedrag per maand.

[Voetnoot 2, terug naar tekst] Artikel 4, vierde lid, SOOB-cao De werkgever is de gehele bijdrage voor de in dienst zijnde werknemer verschuldigd aan het fonds. Een gedeelte van de bijdrage, ter grootte van 0,245 % van het premieplichtig loon komt voor rekening van de werknemer, die zijn aandeel in de bijdrage aan de werkgever verschuldigd is. De werkgever is verplicht bij de loonbetalingen op het loon in te houden het aandeel in de bijdrage, dat de werknemer aan zijn werkgever verschuldigd is terzake van de periode waarop de loonbetaling betrekking heeft.

[Voetnoot 3, terug naar tekst] Artikel 3 statuten Stichting SOOB.

[Voetnoot 4, terug naar tekst] Artikel 3a statuten Stichting SOOB.

[Voetnoot 5, terug naar tekst] Artikel 4 reglement Stichting SOOB.

[Voetnoot 6, terug naar tekst] Zie o.a. Cursus Belastingrecht LB.2.2.1.A.

[Voetnoot 7, terug naar tekst] HR 27 november 1957, ECLI:NL:HR:1957:AY1053.

[Voetnoot 8, terug naar tekst] HR 12 juni 1991, ECLI:NL:HR:1991:BH8169.

[Voetnoot 9, terug naar tekst] Hoge Raad 30 september 1953, ECLI:NL:HR:1953:AY2959.

[Voetnoot 10, terug naar tekst] Zie ook de conclusie AG Van Ballegooijen van 11 november 2005, ECLI:NL:PHR:2005:AO7687.

[Voetnoot 11, terug naar tekst] Dit laat onverlet dat er ook vormen van loon zijn die hieraan niet voldoen, zoals bij loon van derden. In geval van bewust verstrekken van een voordeel als werkgever is het loonkarakter sneller aannemelijk.

[Voetnoot 12, terug naar tekst] O.a. Hof Den Haag 22 juni 1971, ECLI:NL:GHSGR:1971:AY4520.

[Voetnoot 13, terug naar tekst] O.a. HR 27 juni 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7257.

[Voetnoot 14, terug naar tekst] Vergelijk HR 5 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BH9189.

[Voetnoot 15, terug naar tekst] Vergelijk HR 5 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BH9189.

[Voetnoot 16, terug naar tekst] Vergelijk A-G 5 februari 2010, ECLI:NL:PHR:2010:BH9189 (rechtsoverweging 4.10).

Deel deze pagina

Op deze pagina