Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:204:2022:25 Loonheffingskorting einde dienstbetrekking

Aanleiding

Een inhoudingsplichtige maakt na uitdiensttreding van een werknemer een eindafrekening op met nabetaling van bijvoorbeeld vakantietoeslag, eindejaarsuitkering, individueel keuzebudget en niet opgenomen verlofdagen. De werknemer heeft in een schriftelijk, gedagtekend en ondertekend verzoek verzocht om de loonheffingskorting toe te passen. Hij heeft dit niet schriftelijk herroepen.

Vraag

Is de loonheffingskorting van toepassing op de nabetalingen en ander loon na het einde van de dienstbetrekking?

Antwoord

Het verzoek om toepassing van de loonheffingskorting is ook van toepassing op de nabetalingen en ander loon na het einde van de dienstbetrekking. Welke kortingen gelden is afhankelijk van situatie van de werknemer.

Beschouwing

De Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) kent de volgende 5 heffingskortingen (standaardheffingskorting):

De inhoudingsplichtige past de betreffende heffingskorting toe als de werknemer aan de voorwaarden van de korting voldoet. Voor toepassing van de arbeidskorting is bijvoorbeeld vereist dat er sprake is van loon uit tegenwoordige arbeid.

Zowel bij de loontijdvaktabellen als bij de tabellen voor bijzondere beloningen is toepassing van de heffingskorting mogelijk.[voetnoot1] Het al dan niet toepassen van de korting heeft uiteraard gevolgen voor de hoogte van de in te houden loonbelasting en premies volksverzekeringen.

Voor alle heffingskortingen geldt dat deze alleen wordt toegepast als de werknemer daartoe een schriftelijk ondertekend en gedagtekend verzoek aan de inhoudingsplichtige heeft gedaan. Het verzoek geldt tot het tijdstip waarop de werknemer het verzoek schriftelijk, gedagtekend en ondertekend intrekt (artikel 23, eerste lid, Wet LB). Er is een aantal uitzonderingen op deze regel.[voetnoot2] Uitzonderingen in die zin dat ook zonder schriftelijk verzoek de heffingskorting automatisch wordt toegepast, dan wel toepassing automatisch achterwege blijft. Deze uitzonderingen worden hier niet behandeld.

Als er geen sprake is van een uitzondering als bedoeld in artikel 23, derde of vierde lid, Wet LB geldt het volgende. Als de inhoudingsplichtige op het inhoudingstijdstip beschikt over een geldig verzoek om de heffingskorting toe te passen is de korting van toepassing die geldt voor de werknemer. In de wet- en regelgeving is geen aanknopingspunt te vinden om anders te oordelen als een loonbetaling wordt gedaan na het einde van de dienstbetrekking. Het verzoek geldt totdat de werknemer zijn verzoek ten aanzien van de betreffende dienstbetrekking intrekt. Het al dan niet intrekken van het verzoek is een verantwoordelijkheid van de werknemer. Op grond van artikel 29, eerste lid, Wet LB is hij immers gehouden opgave te verstrekken van gegevens waarvan de kennisneming voor de heffing van belasting van belang kan zijn.

Welke heffingskortingen gelden is afhankelijk van situatie van de werknemer. Nabetalingen van vakantietoeslag, eindejaarsuitkering, individueel keuzebudget en niet opgenomen verlofdagen vormen doorgaans loon uit tegenwoordige arbeid, ook als deze worden uitbetaald na uitdiensttreding van de werknemer. In dat geval gelden in ieder geval de algemene heffingskorting en de arbeidskorting.

Het toepassen van de loonheffingskorting op een nabetaling of ander loon na het einde van de dienstbetrekking kan leiden tot een verschil met de inkomstenbelasting, bijvoorbeeld in het geval de werknemer een verzoek tot toepassing van de loonheffingskorting heeft ingediend bij zijn nieuwe werkgever. Dit lijkt op dit moment niet tot uitvoeringsproblemen te leiden, maar zou zich in de praktijk natuurlijk wel kunnen voordoen.[voetnoot3]

Voetnoten

[Voetnoot1, terug naar tekst] Zie artikel 25, tweede lid, Wet LB.

[Voetnoot2, terug naar tekst] Zie artikel 23, derde en vierde lid, Wet LB.

[Voetnoot3, terug naar tekst] Als dit gevolg van de huidige wetgeving wordt heroverwogen, wijst de kennisgroep erop dat het niƩt toepassen van de loonheffingskorting op nabetalingen er juist toe kan leiden dat in bepaalde gevallen meer of minder loonheffing wordt ingehouden dan in de inkomstenbelasting is verschuldigd. Dit wordt veroorzaakt doordat in de tabel een verrekeningspercentage van de heffingskorting (afbouw arbeidskorting en algemene heffingskorting) zit.

Deel deze pagina