Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:013:2022:5 Toepassing artikel 6.5 Kaderbesluit BPM 2021

Aanleiding

In onderdeel 6.5 van het Kaderbesluit BPM[voetnoot 1] zoals dit gold tot 1 januari 2022 was een goedkeuring opgenomen voor de situatie waarin het ging om de vaststelling van de vermindering voor motorijtuigen met essentiële gebreken. In een dergelijke situatie was namelijk niet de bruto BPM verschuldigd zoals volgde uit het arrest van de Hoge Raad[voetnoot 2], maar mocht de afschrijving worden vastgesteld volgens de wettelijke tabel of koerslijst. Daarnaast was er een overgangsbepaling opgenomen voor aangiften BPM die zijn ingediend in de periode tussen de datum van het arrest en publicatie van het besluit. In die periode komt de inspecteur ter zake van de gehanteerde afschrijvingsmethodiek niet terug op de door belastingplichtige gemaakte keuze om een aangifte met behulp van een taxatierapport in te dienen. De inspecteur beperkt zich bij de controle tot de juistheid van de aangifte en het bijgevoegde taxatierapport. Er vindt in dat geval geen naheffing plaats op basis van de wettelijke tabel of koerslijst.

Bij de publicatie van dit besluit is niet voorzien dat er ook aangiften BPM zijn ingediend voor de datum van het arrest (26 maart 2021) die nog niet onherroepelijk vaststaan, waarbij wel dezelfde problematiek speelt. Daarnaast is de goedkeuring met ingang van 1 januari 2022 ingetrokken. Dit resulteert in de praktijk in de volgende vragen.

Vragen

  1. Hoe wordt omgegaan met een aangifte BPM voor een motorrijtuig met een essentieel gebrek, die is ingediend voor 26 maart 2021?
  2. Kan de inmiddels ingetrokken goedkeuring na 1 januari 2022 nog toegepast worden in lopende zaken voor aangiften die niet onherroepelijk vaststaan?
  3. Hoe vindt de beoordeling van Wachten Op Keuring-schade (hierna WOK-schade) in het taxatierapport plaats voor motorrijtuigen die ook van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (hierna RDW) de WOK-status hebben gekregen?

Antwoorden

  1. De overgangsbepaling wordt ook toegepast bij aangiften die zijn ingediend voor 26 maart 2021. Het antwoord op vraag 2 is hierbij van overeenkomstige toepassing.
  2. Ja. De beoordeling van de juistheid van de aangifte vindt plaats naar de stand van het recht ten tijde van het doen van aangifte (ex tunc).
  3. De schade in het taxatierapport, inclusief WOK-schade, wordt beoordeeld op juistheid.

Beschouwing

Ad 1 Aangifte BPM ingediend voor 26 maart 2021

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 26 maart 2021 beslist dat een belanghebbende die zijn motorrijtuig heeft aangeboden bij de RDW, ook aangifte mag doen voor de voldoening van BPM als het motorrijtuig essentiële gebreken heeft. Wel is de consequentie hiervan dat de BPM is verschuldigd naar het tarief van artikel 9, Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna Wet BPM 1992), zonder toepassing van de in artikel 10, Wet BPM 1992, bedoelde vermindering. De staatssecretaris geeft aan dat hij het gelet op doel en strekking van artikel 8, derde lid, Uitvoeringsregeling BPM 1992 onredelijk vindt om in deze situatie in zijn geheel geen afschrijving toe te staan. Daarom is in onderdeel 6.5 van het Kaderbesluit BPM goedgekeurd dat in deze situatie tevens de tabel en koerslijst mag worden gehanteerd om de afschrijving vast te stellen.

De staatssecretaris heeft verder goedgekeurd dat bij aangiften met betrekking tot motorrijtuigen met essentiële gebreken die zijn ingediend tussen 26 maart 2021 en de dag voorafgaand aan de publicatie van het besluit, de inspecteur ter zake van de gehanteerde afschrijvingsmethodiek niet terugkomt op de door belastingplichtige gemaakte keuze hierin. De inspecteur beperkt zich bij de controle tot de juistheid van de aangifte en het bijgevoegde taxatierapport. Met inachtneming van het rechtszekerheidsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel zou het in deze situatie onredelijk zijn om aangiften die zijn ingediend voor het wijzen van het arrest op 26 maart 2021, ongunstiger te behandelen dan aangiften die zijn ingediend op of na de dag van het arrest, terwijl in die laatste situatie de belanghebbende zich kon en had moeten informeren over de zware consequentie die rust op het indienen van een aangifte bpm voor een motorrijtuig met een essentieel gebrek.

Ad 2 Ingetrokken goedkeuring in relatie tot niet onherroepelijk vaststaande zaken

Voor aangiften die zien op de periode van de overgangsbepaling tot 1 januari 2022 geldt dat bij de beoordeling van de juistheid ervan, moet worden getoetst naar de stand van het recht op het moment van het indienen van de aangifte. Hoewel het besluit[voetnoot 3] van de staatssecretaris is genomen op 27 september 2021, werkt de goedkeuring van onderdeel 6.5 van het Kaderbesluit BPM terug tot 26 maart 2021. Hier dient bij de beoordeling van de aangifte op een later moment rekening gehouden te worden, ook als de goedkeuring inmiddels is ingetrokken.

Voor aangiften die zijn ingediend voor 26 maart 2021 is hiervoor onder ad 1. uiteengezet dat het met inachtneming van het rechtszekerheidsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel onredelijk zou zijn deze gevallen ongunstiger te behandelen dan aangiften die zijn ingediend na de datum waarop het arrest van de Hoge Raad is gewezen. Dit is niet anders als pas op een later moment een beroep wordt gedaan op de goedkeuring. Bijvoorbeeld: voor een aangifte BPM voor een motorrijtuig met een essentieel gebrek die is ingediend op 10 februari 2021 met afschrijvingsmethodiek taxatie wordt in februari 2022 een naheffing opgelegd. Bij het opleggen van de naheffing zal de inspecteur zich beperken tot een controle van de juistheid van de aangifte en het bijgevoegde taxatierapport.

Ad 3. WOK-schade

In de goedkeuring geeft de staatssecretaris aan dat de inspecteur bij de controle van aangiften die zijn ingediend tussen 26 maart 2021 en de dag voorafgaand aan de publicatie van het besluit, ter zake van de gehanteerde afschrijvingsmethodiek niet terugkomt op de door belastingplichtige gemaakte keuze hierin. Dit betekent dat het in het taxatierapport opgenomen bedrag aan schade wordt getoetst op juistheid en de hoogte van het bedrag. Dit is met inbegrip van de schade die uiteindelijk heeft geresulteerd in de WOK-status aangezien deze destijds ook behoorde tot de heffingsgrondslag op grond van 6.6 van het Kaderbesluit BPM.

Als het motorrijtuig geen WOK-status heeft gekregen van de RDW, dan kan de inspecteur in voorkomend geval de stelling innemen dat ten tijde van het indienen van de aangifte het motorrijtuig al (deels) hersteld was en zal er met name sprake zijn van cosmetische schade. De schade die betrekking heeft op essentiële gebreken kan met inachtneming van 6.6 van het Kaderbesluit BPM niet in aftrek worden genomen op de handelsinkoopwaarde van het motorrijtuig. Uiteraard dient de inspecteur deze stelling te motiveren. De eventuele RDW-schadefoto’s of de door belanghebbende ingediende foto’s bij een VIA-inschrijving bij de RDW kunnen dienen als onderbouwing hiervoor, met name in de situatie dat de aangifte is ingediend na de RDW-keuring.

Voetnoten

[voetnoot 1, terug naar tekst] Besluit van 23 november 2015, BLKB 2015/1382M, gewijzigd bij besluit van 27 september 2021, nr. 2021-110975.

[voetnoot 2, terug naar tekst] HR 26 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:415.

[voetnoot 3, terug naar tekst] Besluit van 27 september 2021, nr. 2021-110975.

Deel deze pagina