Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:059:2022:2 Resultaatbepaling rentevergoeding

Aanleiding

Belanghebbende heeft werkzaamheden verricht in het kader van projectontwikkeling. Niet in geschil is dat een daarvoor ontvangen hoofdsom, is belast als resultaat uit overige werkzaamheden in de zin van artikel 3.90 Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001).

Belanghebbende heeft lang geprocedeerd over de vraag welke partij hem die hoofdsom uit moest betalen. Dat is uiteindelijk door de civiele rechter vastgesteld. Daarbij is bepaald dat belanghebbende recht heeft op een rentevergoeding over de hoofdsom (de wettelijke handelsrente).

In het jaar van uitbetaling van de totale vordering (hoofdsom en rentevergoeding) heeft belanghebbende enkel de hoofdsom aangegeven als resultaat uit overige werkzaamheden. In geschil is of de wettelijke handelsrente ook tot het resultaat behoort.

Vraag

Behoort de vergoeding van de wettelijke handelsrente tot het resultaat uit overige werkzaamheden?

Antwoord

Ja, de ontvangen wettelijke handelsrente is onderdeel van het resultaat uit overige werkzaamheden.

Beschouwing

Wettelijk kader

Het resultaat uit een werkzaamheid (resultaat) is blijkens artikel 3.94 Wet IB 2001, het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden behaald met een werkzaamheid.

Parlementaire geschiedenis

Het begrip ‘resultaat’ is vrijwel identiek aan artikel 3.8 Wet IB 2001 waar de ‘winst uit een onderneming’ wordt gedefinieerd. De wetgever heeft met artikel 3.94 Wet IB 2001 beoogd aan te sluiten bij het totaalwinstbegrip dat geldt voor winst uit onderneming (Kamerstukken II, 1998-1999, 26 727, nr. 3, p. 30, 133 en 137; Kamerstukken II, 1999-2000, 26 728, nr. 6, p. 88).

Artikel 3.8 Wet IB 2001 kent een ruim winstbegrip. Deze ruime uitleg geldt ook voor artikel 3.94 Wet IB 2001. Het resultaat uit een werkzaamheid omvat voordelen ‘die, onder welke naam en in welke vorm ook’ worden behaald met een werkzaamheid. Zowel positieve als negatieve voordelen vallen onder het resultaat (Kamerstukken II, 1998-1999, 26 727, nr. 3, p. 137).

Literatuur

De aan een werkzaamheid toerekenbare opbrengsten zijn niet alleen de opbrengsten die rechtstreeks met een werkzaamheid worden behaald, maar soms ook niet beoogde opbrengsten en opbrengsten die worden behaald met vermogensbestanddelen die tot het vermogen van de werkzaamheid behoren.

In het commentaar op artikel 3.90 Wet IB 2001 is het volgende opgenomen:

“Ad c. De relatie tussen de arbeid en het behaalde voordeel

Belangrijk is voorts dat tussen het behaalde voordeel en de verrichte arbeid een causale relatie moet bestaan, wil een voordeel als resultaat uit overige werkzaamheden worden aangemerkt. Het woord ‘uit’ in art. 3.90 benadrukt dit. Bij nadere beschouwing kent de relatie tussen het voordeel en de arbeid een oorzakelijke en een rekenkundige kant, waarvan slechts de oorzakelijke kant van betekenis is. De oorzakelijke relatie tussen het voordeel en de arbeid moet worden gezien als een te vervullen conditie, wil sprake kunnen zijn van resultaat uit overige werkzaamheden. Is eenmaal de sfeer van resultaat uit overige werkzaamheden betreden, dan is elke waardestijging tot het moment van de latere sfeerovergang belast. Ook autonome waardestijgingen, die op zichzelf niet door de arbeid van belastingplichtige worden verklaard, zijn derhalve belast. Een rekenkundige relatie, op grond waarvan niet direct aan de arbeid toerekenbare voordelen (zoals autonome waardestijgingen) buiten de heffing worden gelaten, is – hoewel diverse malen in de literatuur bepleit – tot op heden steeds verworpen.”

(NDFR commentaar artikel 3.90 Wet IB 2001 onderdeel 5.1)

Conclusie

De wettelijke handelsrente hangt rechtstreeks samen met de hoofdsom. Tussen partijen is niet in geschil dat de hoofdsom tot het moment van uitbetaling tot het vermogen van de werkzaamheid behoorde. De renteopbrengst is dus behaald met een vermogensbestanddeel dat tot het werkzaamheidsvermogen behoorde. De wettelijke handelsrente die door de schuldenaar is vergoed moet dan ook tot het resultaat uit overige werkzaamheden worden gerekend.

NB. Op 9 februari 2024 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan onder nummer ECLI:NL:HR:2024:207. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep ongegrond verklaard onder verwijzing naar art. 81, eerste lid Wet RO. In deze procedure blijft de ontvangen wettelijke handelsrente daarmee onderdeel van het resultaat uit overige werkzaamheden.

Deel deze pagina