KG:063:2023:14 Herroeping schenking na overlijden schenker
Publicatiedatum 06-06-2023, 15:45 | Laatste update 06-07-2023, 11:20 |
Aanleiding
X heeft een bepaald bedrag herroepelijk geschonken aan Y. X overlijdt. De erfgenamen van X overwegen als rechtsopvolgers van X de schenking te herroepen.
Vragen
Vererft een herroepingsrecht verbonden aan een schenking? Zo ja, hoe verloopt de heffing van schenk- en erfbelasting dan?
Antwoorden
Ja. Als aan een schenking de mogelijkheid tot herroeping is verbonden (artikel 7:177, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW) dan vererft de bevoegdheid tot herroeping, tenzij anders is overeengekomen.
Het herroepingsrecht zelf heeft voor de toepassing van de Successiewet 1956 (hierna: SW 1956) geen waarde en beïnvloedt dus niet de verschuldigde erfbelasting op het moment dat de herroepingsgerechtigde overlijdt. Wordt na diens overlijden het herroepingsrecht door zijn erfgenamen uitgeoefend, dan kan bij de begiftigde vermindering van schenkbelasting plaatsvinden op grond van artikel 53 SW 1956. Voor de erfgenamen van de schenker vormt de herroepen schenking een (nagekomen) bate, waarover op grond van artikel 1 SW 1956 heffing van erfbelasting plaatsvindt.
Beschouwing
Civiel recht
Als aan een schenking de mogelijkheid tot herroeping is verbonden dan vererft in beginsel de bevoegdheid tot herroeping naar de erfgenamen van de schenker. Hierover bestaat in de civiele literatuur geen discussie (zie Van Mourik e.a., Handboek Erfrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2020, XVIII. 4 en J.B. Vegter, Het civielrechtelijk kader van de herroepelijke schenking, WPNR 2008/6744, onderdeel 6).
Waardering wilsrecht
Het recht tot herroeping is een wilsrecht dat – tenzij men op het waarderingsmoment al van plan is het recht in te roepen – geen waarde heeft (zie Hoge Raad 13 oktober 1954, ECLI:NL:HR:1954:AY2968; BNB 1954/337). In de woorden van de Hoge Raad:
“dat de Raad van Beroep, vaststellende, dat bij belanghebbende voor 1942 niet het voornemen heeft bestaan zijn vordering op Y geldend te maken en oordelende, dat in het onderhavige geval ook naar maatschappelijke opvattingen moest worden verwacht, dat geen rechtsvordering meer zou worden ingesteld, blijkbaar heeft aangenomen, dat belanghebbende naar den op 1 Mei 1940 bestaanden toestand niet van zins was zijn aanspraken geldend te maken en dat zijn houding in dit opzicht niet afweek van hetgeen naar maatschappelijke opvattingen van een schuldeiser in zijn toenmalige positie mocht worden verwacht;
dat de Raad, zulks aannemende, terecht op den eersten peildatum geen geldswaarde aan de vordering heeft toegekend, zodat de grief ongegrond is”.
Dat maakt dat de herroepelijke schenking een bevoordeling onder een ontbindende voorwaarde is, die ten tijde van die schenking voor de volle waarde in de heffing wordt betrokken. Dit betekent eveneens dat het herroepingsrecht geen invloed heeft op de verschuldigde erfbelasting op het moment dat de herroepingsgerechtigde overlijdt (en er geen concreet plan is om de schenking te herroepen).
Fiscale afwikkeling
Als de schenking wordt herroepen, wordt het wilsrecht uitgeoefend en kan om vermindering van de geheven schenkbelasting worden verzocht op de voet van artikel 53 SW 1956. Indien de herroeping na overlijden van de schenker gebeurt (dus door diens erfgenamen), keert het geschonken vermogen terug in de nalatenschap van de schenker. Er is dan sprake van een nagekomen bate waarover erfbelasting is verschuldigd. Omdat de verkrijging plaatsvindt ten gevolge van uitoefening van een wilsrecht, gaat de aangiftetermijn pas lopen vanaf het moment van het uitoefenen (artikel 45, derde lid, SW 1956). De termijn voor verjaring van de mogelijkheid tot het opleggen van een aanslag, vangt op hetzelfde moment aan, zie artikel 66, eerste lid, ten eerste, SW 1956.