KG:063:2023:18 Eenmalig verhoogde vrijstelling, leeftijdsgrens bij reeks schenkingen
Publicatiedatum 08-06-2023, 11:14 | Laatste update 08-06-2023, 11:14 |
Aanleiding
Een ouder verplicht zich aan diens kind gedurende een bepaalde tijd – zolang beiden leven – maandelijks een bedrag te schenken, zodat het kind meer kan lenen voor de aanschaf van een woning. De geldverstrekker (lees: bank) heeft immers door de gesloten schenkingsovereenkomst tussen ouder en kind meer zekerheid dat het kind aan de periodieke (aflossings-)verplichtingen zal voldoen.
Vraag
Hoe wordt de leeftijdsgrens voor de eenmalig verhoogde vrijstelling van artikel 33, ten vijfde, van de Successiewet 1956 (hierna: SW 1956) toegepast bij de schenking van zo’n periodieke uitkering?
Antwoord
Voor de toepassing van de leeftijdsgrens van artikel 33, ten vijfde, SW 1956 wordt aangesloten bij de leeftijd van begiftigde ten tijde van het aangaan van de schenkingsovereenkomst. In dit geval is sprake van één gift, die in de tijd wordt uitbetaald (de ouder verplicht zich op één moment tot maandelijkse uitbetalingen).
Beschouwing
Als op basis van één schenkingsovereenkomst in de tijd gespreid uitbetaling plaatsvindt, is sprake van een gift van een periodieke uitkering. Die gift vindt op één moment plaats, namelijk ten tijde van het aangaan van de schenkingsovereenkomst. Dat is het moment waarop de begiftigde aan de leeftijdsgrens van de eenmalige verhoogde vrijstelling moet voldoen.
Dit is dus een andere situatie dan als in een bepaalde periode achtereenvolgens afzonderlijke schenkingen zijn gedaan. Dan geldt de leeftijdsvoorwaarde per iedere afzonderlijke schenking en kan de eenmalige verhoogde vrijstelling slechts op één van deze schenkingen worden toegepast.
Bij een beroep op de eenmalige verhoogde vrijstelling eigen woning moet daarnaast natuurlijk aan de overige voorwaarden van deze vrijstelling worden voldaan, zoals tijdige besteding aan aankoop, aflossing of onderhoud van de woning.
N.B. Ingeval van een periodieke gift kan bij het overlijden van de ouder of het kind gedurende het overeengekomen tijdvak, geen beroep op vermindering van de aanslag ex artikel 53, eerste lid, SW 1956 worden gedaan. In de rekentabellen van het Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956 is immers al rekening gehouden met sterftekansen.