KG:063:2023:19 BOR, toepassing bij meerdere schenkingen in één kalenderjaar
Publicatiedatum 08-06-2023, 11:32 | Laatste update 08-06-2023, 11:32 |
Aanleiding
A schenkt aan B op 1 februari 2010 ondernemingsvermogen, stel € 2.000.000, onder een last van € 400.000. A schenkt aan B op 1 oktober 2010 een geldbedrag van
€ 700.000. B doet van beide schenkingen aangifte, waarbij voor de schenking in februari 2010 een beroep op toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling (hierna: BOR) in de Successiewet 1956 wordt gedaan.
Vraag
Is bij meerdere schenkingen in één kalenderjaar, waaronder geschonken ondernemingsvermogen, de BOR-vrijstelling op het totaal van de schenkingen van toepassing?
Antwoord
Nee, de samentelregel van artikel 27 van de Successiewet 1956 (hierna: SW 1956) wordt toegepast op schenkingen nadat daarop de eventuele object-vrijstelling (zoals van de BOR) in mindering is gebracht. De BOR-vrijstelling kan alleen worden toegepast op schenkingen waarbij kwalificerend ondernemingsvermogen wordt verkregen, niet op andere schenkingen die voor de toepassing van artikel 27 SW 1956 met de ‘BOR-schenking’ worden samengeteld.
Beschouwing
De bedoeling van artikel 27 SW 1956 is om het ontwijken van progressie en het meerdere keren toepassen van de subjectieve vrijstelling door het opsplitsen van een schenking, te voorkomen. Dit kan wat de vrijstelling betreft geen betrekking hebben op de BOR, want bij meerdere keren schenken van ondernemingsvermogen in één kalenderjaar (bijvoorbeeld elk kwartaal 25% van de aandelen in een BV) is steeds de BOR van toepassing. De BOR kent zijn eigen restrictie, zoals dat sprake moet zijn van ondernemingsvermogen (artikel 35c SW 1956).
Elke schenking is een apart belastbaar feit. In dit geval bedraagt de schenking van februari na aftrek van de last € 1.600.000. De BOR wordt berekend over € 2.000.000, omdat op grond van artikel 35b, vierde lid, SW 1956 geen rekening wordt gehouden met de last. De BOR-vrijstelling is € 1.830.000, dus de schenking van februari is geheel vrijgesteld.
De schenking in oktober is € 700.000. Voor artikel 27 SW 1956 wordt het (eventuele) belaste deel van de eerste schenking bij de tweede schenking samengeteld en als één schenking aangemerkt. In dit geval is dat dus 0 + 700.000 = € 700.000. Het ‘onbenutte’ deel van de BOR-vrijstelling bij de eerste schenking (€ 230.000) kan niet worden ingezet bij een volgende schenking in hetzelfde kalenderjaar. Artikel 27 SW 1956 wil immers voorkomen dat door het opknippen van een schenking, er minder schenkbelasting is verschuldigd. Dat sluit uit dat door toepassing van artikel 27 SW 1956 meer vrijstelling wordt genoten, dan zonder die samentelregel het geval zou zijn.