KG:213:2023:2 Herinvesteringsreserve en overheidsingrijpen
Publicatiedatum 15-06-2023, 10:42 | Laatste update 15-06-2023, 10:59 |
Aanleiding
Belanghebbende exploiteert een agrarisch bedrijf in de omgeving van gemeente X. Tot het ondernemingsvermogen behoort een kavel grond die is gelegen dicht tegen de bebouwing van de gemeente.
In het coalitieakkoord van het college van B en W van de gemeente wordt het gebied waarin deze kavel ligt genoemd als mogelijke locatie voor woningbouw. Er is door de gemeente nog geen voorkeursrecht gevestigd op deze grond. Volgens de adviseur tonen projectontwikkelaars al belangstelling voor deze grond.
Belanghebbende wil zekerheid dat als hij overgaat tot verkoop aan een projectontwikkelaar er sprake is van een verkoop die het gevolg is van overheidsingrijpen in de zin van artikel 3.54, twaalfde lid, onderdeel a, Wet op de inkomstenbelasting 2001 (Hierna: Wet IB 2001).
Indien er geen sprake is van overheidsingrijpen dan is belanghebbende voornemens om over te gaan tot verkoop aan een projectontwikkelaar die hem de agrarische waarde (WEVAB) van de grond betaalt met een nabetaling indien de bestemming van de grond binnen een bepaalde periode wijzigt in woningbouw. Belanghebbende wil op het moment dat de nabetaling is gerealiseerd als bedoeld in onderdeel 7.2. van het Besluit van 13 juli 2022 nr. 2022-4487 (hierna: Besluit Herinvesteringsreserve) toetsen of er sprake is van overheidsingrijpen.
Vragen
- Is er nu bij verkoop aan een projectontwikkelaar sprake van overheidsingrijpen in de zin van art. 3.54, twaalfde lid, onderdeel a, Wet IB 2001?
- Wanneer moet worden getoetst of er sprake is van overheidsingrijpen indien de nabetaling later wordt gerealiseerd?
Antwoorden
- Het antwoord op de vraag is afhankelijk van de specifieke relevante feiten en omstandigheden van het geval, waarbij als omstandigheid dient te worden meegenomen dat enkel het coalitieakkoord van het collega van B en W van de gemeente geen plan is als bedoeld in onderdeel 6.2.2. van het Besluit Herinvesteringsreserve.
- Op het moment van vervreemding moet worden getoetst of er sprake is van overheidsingrijpen. Dat de nabetaling daarna wordt gerealiseerd als bedoeld in de goedkeuring van onderdeel 7.2 van het Besluit Herinvesteringsreserve brengt niet mee dat op dat moment -opnieuw- wordt getoetst of er sprake is van overheidsingrijpen.
Beschouwing
Ad 1
In art. 3.54, twaalfde lid, onderdeel a, Wet IB 2001 wordt onder overheidsingrijpen verstaan onteigening, daaronder begrepen minnelijke onteigening en verkoop ter voorkoming van onteigening. Voor ‘verkoop ter voorkoming van onteigening’ is beslissend of de belastingplichtige ‘weet of redelijkerwijs kan verwachten dat te zijner tijd tegen hem een onteigeningsprocedure zal worden aangespannen indien hij niet tot medewerking bereid is’. Er hoeft geen vastgesteld of gepubliceerd bestemmingsplan te zijn. Ook als een bestemmingsplan (nog) niet is aangenomen (en er dus nog geen burgers bindende regeling is), kan dit in een zodanig stadium zijn dat sprake is van bedoelde verwachting (Kamerstukken II 2000/01, 27 209, nr. 7, p. 10-11).
De bewijslast of sprake is van bedoelde verwachting ligt bij belanghebbende. In onderdeel 6.2.2. van het Besluit Herinvesteringsreserve, staan een aantal omstandigheden opgenomen waarin in ieder geval sprake is van een bedoelde verwachting. Bij verkoop aan een projectontwikkelaar zijn in onderdeel 6.2.2. onder d van genoemd besluit een aantal relevante omstandigheden genoemd. In casu is geen sprake van een genoemd plan. Het coalitieakkoord is daartoe niet voldoende omdat dit niet meer is dan de belangrijkste doelstellingen voor het beleid van politieke partijen voor de periode waarin zij gaan besturen en is nog onvoldoende uitgekristalliseerd . Zo blijkt bijvoorbeeld uit het coalitieprogramma dat in de komende 4 jaar nog geen planontwikkeling zal plaatsvinden. Naar de mening van de kennisgroep heeft een coalitieakkoord daarmee niet dezelfde status als een structuurvisie (door de gemeenteraad vastgesteld) of als een voorbereidingsbesluit (hierin is door de gemeenteraad besloten om een bestemmingsplan voor te bereiden).
Voorts hebben zich geen verkopen aan een publiekrechtelijke rechtspersoon door andere belastingplichtigen voorgedaan.
Ad 2
Bij verkoop en levering waarbij de WEVAB direct wordt betaald en een nabetaling bij bestemmingswijziging wordt de opbrengst tot de WEVAB nu gerealiseerd. De boekwinst valt in de landbouwvrijstelling tenzij er sprake is van een belaste claim zoals bijvoorbeeld een pachtersvoordeel of een in het verleden afgeboekte HIR. Voor zover de opbrengst van de kavel grond in het jaar van vervreemding aan de projectontwikkelaar is gerealiseerd, kan een eventueel belast deel van de boekwinst worden gereserveerd in een herinvesteringsreserve op grond van art 3.54, eerste lid, IB 2001. Op het moment van vervreemding wordt getoetst of er sprake is van overheidsingrijpen in de zin van art. 3.54, twaalfde lid, Wet IB 2001 (zie vraag 1).
De goedkeuring in onderdeel 7.2 van het Besluit Herinvesteringsreserve dat voor de toepassing van 3.54, eerste lid de zinsnede ‘jaar van vervreemding’ wordt opgevat als ‘jaar van winstrealisatie mits een gevolg van vervreemding’ ziet op de termijn waarbinnen van de herinvesteringsreserve gebruik kan worden gemaakt. Het betekent niet dat dan opnieuw getoetst wordt of er sprake is van overheidsingrijpen als bedoeld in art. 3.54, twaalfde lid, Wet IB 2001.