KG:207:2023:4 Verrekening verjaarde materiële omzetbelasting met faillissementsschuld
Publicatiedatum 22-06-2023, 16:20 | Laatste update 22-06-2023, 16:34 |
Aanleiding
De curator in het faillissement van een natuurlijk persoon verzoekt om een teruggaaf omzetbelasting over zijn salaris dat hij bij de boedel in rekening heeft gebracht. De inspecteur heeft het standpunt ingenomen dat een deel van de geclaimde omzetbelasting is verjaard. Als er geen sprake zou zijn geweest van verjaring zou de teruggaaf in de boedel vloeien en zou dat bedrag in dit geval aan de ontvanger, als preferent schuldeiser, worden uitgekeerd. Doordat de teruggaaf deels verjaard is blijven de belastingschulden van de failliet tot dit bedrag openstaan. De ontvanger zal dit bedrag na het faillissement slechts in bijzondere omstandigheden invorderen (zie artikel 73.4.14 van de Leidraad Invordering 2008 (hierna: LI 2008)).
De curator wil de verjaarde materiële teruggaaf omzetbelasting verrekenen met de openstaande faillissementsschuld van gefailleerde.
Vraag
Kan de curator de verjaarde (materiële) teruggaaf omzetbelasting verrekenen met de belastingschuld van de failliet?
Antwoord
Nee, de curator kan de verjaarde (materiële) teruggaaf omzetbelasting niet verrekenen met de belastingschuld van de failliet.
Beschouwing
In artikel 24 van de Invorderingswet 1990 (hierna: Iw 1990) is de verrekeningsbevoegdheid van de ontvanger opgenomen. Op grond van artikel 24 Iw 1990 kan de ontvanger ‘uit te betalen’ en ‘te innen’ bedragen met elkaar verrekenen. Een bedrag dat is verschuldigd of moet worden teruggegeven kan de ontvanger niet verrekenen zolang dit niet is geformaliseerd door middel van een beschikking of uitspraak (zie ook Gerechtshof Amsterdam 16 april 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:1725 en ECLI:NL:GHAMS:2015:1744 en Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 12 januari 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:232). De verjaarde teruggaaf omzetbelasting is niet geformaliseerd en daarmee geen uit te betalen bedrag dat door de ontvanger kan worden verrekend met een te innen bedrag.
In artikel 24 Iw 1990 is opgenomen dat de ontvanger bepaalt of al dan niet tot verrekening wordt overgegaan. De belastingschuldige kan de ontvanger wel verzoeken om tot verrekening over te gaan en de ontvanger zal dit verzoek altijd inwilligen. Dit is verder uitgewerkt in artikel 24 LI 2008 en verder. De belastingschuldige kan echter niet zelf tot verrekening overgaan.
Op grond van artikel 24 Iw 1990 kan de ontvanger dus geen verjaarde materiële teruggaaf omzetbelasting verrekenen met de belastingschuld.
Ook op grond van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de verjaarde teruggaaf niet verrekend worden. Artikel 4:93, eerste lid, Awb bepaalt: “Verrekening van een geldschuld met een bestaande vordering geschiedt slechts voor zover in de bevoegdheid daartoe bij wettelijk voorschrift is voorzien”. Een voorbeeld van een wettelijk voorschrift als bedoeld in dit artikel is artikel 24 Iw 1990. Hierboven is al geconcludeerd dat verrekening op grond van artikel 24 Iw 1990 in casu niet mogelijk is. Er is ook geen ander wettelijk voorschrift op basis waarvan de ontvanger of de curator de verjaarde teruggaaf kan verrekenen. Aangezien er geen recht tot verrekening bestaat, is ook artikel 4:108 Awb niet van toepassing op de situatie. Dat artikel bepaalt dat een recht tot verrekening niet eindigt door verjaring.
Uit de parlementaire geschiedenis van artikel 4:93 Awb (MvT, Kamerstukken II 2003/04, 29703, nr. 3, p. 11) blijkt dat bij gebreke van een verrekenmogelijkheid bij wettelijk voorschrift niet kan worden teruggevallen op de verrekenregels uit het Burgerlijk Wetboek. Zie ook Parket bij de Hoge Raad 31 juli 2017, ECLI:NL:PHR:2017:1056, r.o. 5.3 en verder. Artikel 24 Iw 1990 is niet alleen een lex specialis. Het is volgens de Hoge Raad ook een exclusieve specialis: de uitsluiting van de civielrechtelijke verrekenregels geldt ook voor gevallen waarop artikel 24 Iw 1990 niet ziet.
Conclusie
De curator noch de ontvanger kan de verjaarde materiële teruggaaf verrekenen met de openstaande belastingschuld van de failliet.
De ontvanger zal dit bedrag na het faillissement van een natuurlijk persoon slechts in bijzondere omstandigheden invorderen (zie artikel 73.4.14 LI 2008).