KG:024:2023:11 Artikel 11 Wet DB 1965, afdrachtvermindering en verdragstoepassing
Publicatiedatum 29-06-2023, 10:39 | Laatste update 29-06-2023, 11:08 |
Aanleiding
Een inhoudingsplichtige heeft een opbrengst aan haar aandeelhouders ter beschikking gesteld en daarop 15% dividendbelasting ingehouden. Hiervan is aangifte dividendbelasting gedaan. Als gevolg van de toepassing van de afdrachtvermindering van artikel 11 van de Wet op de dividendbelasting 1965 (hierna: Wet DB 1965) wordt minder dividendbelasting afgedragen dan is ingehouden.
Vervolgens verzoekt de aandeelhouder op basis van een belastingverdrag om teruggaaf van (een gedeelte van) de dividendbelasting vanwege een lager verdragstarief.
Vraag
Is de hoogte van een teruggaaf van dividendbelasting onder een belastingverdrag afhankelijk van de toepassing van een afdrachtvermindering?
Antwoord
Nee, de hoogte van een teruggaaf van dividendbelasting onder een belastingverdrag is niet afhankelijk van de toepassing van een afdrachtvermindering.
Beschouwing
In artikel 6 van de Universele Nederlandse uitvoeringsvoorschriften 2015 inzake belastingverdragen, uitgezonderd het belastingverdrag met de Verenigde Staten van Amerika, en de Belastingregeling Nederland Curaçao[voetnoot 1] is aangegeven dat door de aandeelhouder een verzoek om teruggaaf kan worden gedaan van hetgeen te veel aan dividendbelasting is ingehouden. Voor een teruggaaf op basis van een belastingverdrag is dus relevant hoeveel dividendbelasting is ingehouden en niet hoeveel is afgedragen.
De toepassing van de afdrachtvermindering vermindert slechts het bedrag aan dividendbelasting dat door de inhoudingsplichtige moet worden afgedragen. Het verandert niet het bedrag dat als ingehouden wordt beschouwd. Deze lezing wordt ook bevestigd in de parlementaire geschiedenis bij de totstandkoming van artikel 11 Wet DB 1965 (Kamerstukken II 1994/95, 23980, nr. 5, p. 9.):
“In de brief van de NOB komt voorts de vraag aan de orde of onderzocht is of landen met een zogenoemde creditregeling een credit zullen geven voor de ingehouden belasting of slechts voor de afgedragen belasting. Voor het geval dat dit de afgedragen belasting zou betreffen doet de Orde een suggestie om hieraan in zekere mate tegemoet te komen. Naar mijn verwachting zullen zogenoemde credit-landen aan hun inwoners een credit verlenen voor de in Nederland ingehouden dividendbelasting, omdat dit de belasting is die op het door hen genoten dividend drukt. Het percentage dat Nederland op grond van het verdrag op de uitgaande dividenden mag inhouden, wordt ook daadwerkelijk ingehouden.”
Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat de teruggaaf van dividendbelasting op grond van een belastingverdrag wordt gebaseerd op het bedrag aan ingehouden dividendbelasting en dat de toepassing van een afdrachtvermindering daarvoor irrelevant is.
Deze lezing sluit ook aan bij het feit dat binnenlandse aandeelhouders ingehouden dividendbelasting kunnen verrekenen als voorheffing en dat ook voor hen de toepassing van de afdrachtvermindering niet wordt beïnvloed door het als voorheffing te verrekenen bedrag aan dividendbelasting. Daar komt bij dat een aandeelhouder ook lang niet altijd weet voor welk bedrag er een afdrachtvermindering is toegepast. De afdrachtvermindering komt immers toe aan de inhoudingsplichtige en niet aan de aandeelhouder.
Volledigheidshalve kan nog worden opgemerkt dat het bestaan van een recht op een volledige teruggaaf van dividendbelasting op grond van een belastingverdrag op basis van artikel 11, derde lid, Wet DB 1965 invloed kan hebben op het in aanmerking te nemen bedrag aan afdrachtvermindering.
Ook de toepassing van een inhoudingsvrijstelling (bijvoorbeeld op grond van een belastingverdrag) kan invloed hebben op de hoogte van de afdrachtvermindering. De afdrachtvermindering kan immers nooit meer bedragen dan het bedrag aan dividendbelasting dat is ingehouden op een dividenduitkering. Als gevolg van een inhoudingsvrijstelling kan dus de situatie ontstaan dat de afdrachtvermindering (nog) niet volledig geëffectueerd kan worden, terwijl dat bij toepassing van de hierboven beschreven teruggaafprocedure wel het geval zou zijn geweest.
Voetnoten
[Voetnoot 1, terug naar tekst] Besluit van 26 november 2015, nr. DGB 2015-5569M, Stcrt. 2015, 43413.