Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:041:2023:5 30%-regeling en elders belast loon

Aanleiding

Een in Nederland wonende werknemer maakt gebruik van de 30%-regeling. Het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking én de 30%-vergoeding bedragen samen € 200.000. Van dit loon komt 25% ter heffing toe aan een ander land op grond van een belastingverdrag.

De grondslag voor de 30%-regeling, zonder rekening te houden met de voorkoming van dubbele belasting, bedraagt € 200.000. De 30%-vergoeding bedraagt dan € 60.000. Voor € 50.000 (25% van € 200.000) bestaat echter recht op voorkoming van dubbele belasting. De 30%-vergoeding bedraagt, rekening houdend met de voorkoming van dubbele belasting, dan € 45.000, zijnde 30% van € 150.000.

Vraag

Doet de inhoudingsplichtige een juiste aangifte loonheffingen als bij de vaststelling van de 30%-vergoeding geen rekening wordt gehouden met het recht op voorkoming van dubbele belasting en de 30%-vergoeding wordt vastgesteld op € 60.000?

Antwoord

Nee. Op grond van artikel 10ea, eerste lid, onderdeel a, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (hierna: UBLB 1965) bedraagt het in de loonaangifte in aanmerking te nemen loon uit tegenwoordige dienstbetrekking € 155.000 (€ 200.000 minus € 45.000 (30%-vergoeding)).

Er bestaat recht op voorkoming van dubbele belasting voor € 50.000.

Beschouwing

In artikel 10ea UBLB 1965 is, voor zover hier relevant, opgenomen dat de grondslag voor de berekening van de 30%-vergoeding bestaat uit het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking ter zake van het verblijf buiten het land van herkomst dat is genoten, voor zover de ingekomen werknemer ten aanzien van dit loon geen recht heeft op voorkoming van dubbele belasting. Dit betekent dat de 30%-vergoeding wordt bepaald zonder rekening te houden met het deel van het loon waarvoor recht bestaat op voorkoming van dubbele belasting. Het loon waarvoor recht bestaat op een voorkoming van dubbele belasting beperkt dus de grondslag van de 30%-regeling.

De inhoudingsplichtige moet bij de vaststelling van de 30%-vergoeding rekening houden met het recht op voorkoming van dubbele belasting. Dit is immers expliciet opgenomen in art. 10ea, eerste lid, onderdeel a, UBLB 1965. Geen rekening houden met het recht op voorkoming van dubbele belasting bij de vaststelling van de hoogte van de 30%-vergoeding leidt daarmee tot een onjuiste aangifte.

Het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking in de casus bedraagt niet € 140.000 (200.000 -/- 60.000 (30%-vergoeding zonder rekening te houden met het recht op voorkoming van dubbele belasting)), maar € 155.000 (200.000 -/- 45.000 (30%-vergoeding waarbij wel rekening wordt gehouden met het recht op voorkoming van dubbele belasting)).

Voor een bedrag van € 50.000 (25% van het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking voor de berekening van de 30%-vergoeding) bestaat recht op voorkoming van dubbele belasting.

Ten slotte, de wijze waarop met het belastingverdrag rekening kan worden gehouden ten aanzien van de berekening van de loonbelasting over het loon dat deels wel (€ 50.000) en deels niet (€ 105.000) is vrijgesteld, is te vinden in de bijlage ‘Salarysplit en inhouding van loonbelasting/premie volksverzekeringen’ van het Handboek Loonheffingen.

Deel deze pagina