KG:024:2023:15 Inhoudingsvrijstelling binnen fiscale eenheid
Publicatiedatum 03-10-2023, 11:50 | Laatste update 03-10-2023, 11:50 |
Aanleiding
Een beursgenoteerde vennootschap en haar dochtermaatschappij vormen een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. De dochtermaatschappij kent aan werknemers opties toe. Ter afdekking van haar verplichtingen uit hoofde van het optieplan koopt zij op de beurs aandelen in haar moedermaatschappij. Vervolgens keert de moedermaatschappij dividend uit op al haar aandelen, waaronder de aandelen die door haar dochtermaatschappij worden gehouden.
Vraag
Is de inhoudingsvrijstelling van artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de dividendbelasting 1965 (hierna: Wet DB 1965) van toepassing als een moedermaatschappij van een fiscale eenheid dividend uitkeert op aandelen die in het bezit zijn van een van haar gevoegde dochtermaatschappijen?
Antwoord
Ja, de inhoudingsvrijstelling is ook van toepassing als een moedermaatschappij van een fiscale eenheid dividend uitkeert op aandelen die in het bezit zijn van een van haar gevoegde dochtermaatschappijen.
Beschouwing
Gelet op de tekst van artikel 4, eerste lid, onderdeel b, Wet DB 1965 wordt er grammaticaal aan de voorwaarden voldaan dat de inhoudingsplichtige (de moedermaatschappij) en de opbrengstgerechtigde (de dochtermaatschappij) onmiskenbaar onderdeel uitmaken van dezelfde fiscale eenheid.
Ook een teleologische interpretatie van artikel 4, eerste lid, onderdeel b, Wet DB 1965 staat een beroep op de inhoudingsvrijstelling niet in de weg. De bepaling vormt namelijk een codificatie van het inmiddels vervallen besluit van 29 april 2004, nr. CPP2004/335M:
“Ook onder de nieuwe regeling van de fiscale eenheid is een inhoudingvrijstelling voor uitdelingen binnen fiscale eenheid echter wenselijk. Daarmee worden de inhouding en afdracht van de dividendbelasting enerzijds en de verrekening daarvan in het kader van de heffing van vennootschapsbelasting anderzijds kortgesloten. Binnen deelnemingsverhoudingen, maar ook binnen fiscale eenheid, bestaat daartegen geen bezwaar.”
Hieruit kan worden afgeleid dat de bedoeling van de inhoudingsvrijstelling vooral is gelegen in het onnodig inhouden van dividendbelasting binnen concernverhoudingen achterwege te laten. Dit geldt des te meer in het onderhavige geval nu de inhoudingsplichtige (de moedermaatschappij) en degene die die dividendbelasting verrekent met de vennootschapsbelasting (eveneens de moedermaatschappij) één en hetzelfde lichaam zijn.