Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:202:2024:26 (vooruitbetaalde) premie zorgverzekering en box 3

Aanleiding

In Nederland is het verplicht om een zorgverzekering af te sluiten. Het is – afhankelijk van de zorgverzekeraar – mogelijk om de premie daarvoor maandelijks of jaarlijks te voldoen. Hierbij kan het zijn dat de eerste maandpremie of de jaarpremie voor het betreffende verzekeringsjaar na 1 januari wordt betaald. Het komt ook voor dat de eerste maandpremie of de jaarpremie voor het betreffende verzekeringsjaar al vóór 1 januari wordt betaald. Wanneer wordt gekozen voor het in één keer betalen van de jaarpremie, wordt bij verzekeraars dikwijls een korting gegeven op het te betalen bedrag.

Vragen

  1. Vormt de op de peildatum nog te betalen premie voor de zorgverzekering een zelfstandige schuld in box 3?
  2. Vormt de op de peildatum vooruitbetaalde premie voor de zorgverzekering een bezitting in box 3?

Antwoorden

  1. Nee, de zorgverzekering bestaat uit tegenover elkaar staande rechten en verplichtingen die als één geheel worden overeengekomen. De op de peildatum nog niet betaalde zorgverzekeringspremie voor dat kalenderjaar kan niet zelfstandig als schuld worden aangegeven in box 3, omdat deze onlosmakelijk verbonden is met daar tegenoverstaande rechten. De zorgverzekering heeft per saldo geen waarde in het economische verkeer.
  2. Nee, de vooruitbetaalde premie voor de zorgverzekering kwalificeert als een voorwaardelijk vorderingsrecht. De waarde in het economische verkeer van dit vorderingsrecht kan worden gesteld op nihil, waardoor de vooruitbetaalde premie geen bezitting vormt in box 3.

Beschouwing

Zorgverzekering

Artikel 7:925, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) omschrijft een verzekering als een overeenkomst waarbij de ene partij, de verzekeraar, zich tegen het genot van premie jegens haar wederpartij, de verzekeringnemer, verbindt tot het doen van een of meer uitkeringen, en bij het sluiten der overeenkomst voor partijen geen zekerheid bestaat, dat, wanneer of tot welk bedrag enige uitkering moet worden gedaan, of ook hoe lang de overeengekomen premiebetaling zal duren.

De zorgverzekering is een overeenkomst tussen de verzekeraar en de verzekeringnemer, waarbij verzekeringnemer enerzijds een verplichting (tot het betalen van de premie) en anderzijds een recht (een dekking voor vergoeding van bepaalde zorgkosten) uit hoofde van de zorgverzekering heeft. Deze overeenkomst vormt een complex van tegenover elkaar staande rechten en verplichtingen.

Per saldo is de waarde in het economische verkeer van de zorgverzekering op de peildatum voor box 3 nihil, zodat deze niet in box 3 in aanmerking wordt genomen. De waarde van het recht op verzekeringsuitkeringen kan namelijk worden gesteld op de nominale premie die moet worden betaald voor de zorgverzekering. Hierbij speelt mee dat – in tegenstelling tot sommige overlijdensrisicoverzekeringen – met de zorgverzekering geen waarde wordt opgebouwd. Er kan geen financieel voordeel worden behaald met de zorgverzekering, maar mogelijke financiële schade die voortvloeit uit de zorgvraag wordt vergoed. Het belang dat de verzekeringnemer met een zorgverzekering veiligstelt is naast het verzekerd zijn voor medische hulp ook het behoud van zijn vermogenspositie in het algemeen, omdat de zorgverzekering in beginsel voorkomt dat alle zorg (volledig) uit eigen middelen moet worden betaald.

De zorgverzekering wordt als zodanig dus niet in box 3 in aanmerking genomen, omdat het complex van tegenover elkaar staande rechten en verplichtingen leidt tot een waarde in het economische verkeer van nihil.

Op de peildatum nog niet betaalde zorgverzekeringspremie

Zoals hiervoor opgemerkt bestaat de zorgverzekering uit een complex van tegenover elkaar staande rechten en verplichtingen. De verplichting tot het betalen van de zorgverzekeringspremie kwalificeert niet als een zelfstandige verplichting met een waarde in het economische verkeer als bedoeld in artikel 5.3, derde lid, Wet IB 2001. De verplichting tot het betalen van de zorgverzekeringspremie voor het komende verzekeringsjaar is immers niet los te zien van het daar tegenover staande recht op mogelijke verzekeringsuitkeringen. Op de peildatum voor box 3 vallen de rechten en verplichtingen aan het begin van het betreffende verzekeringsjaar tegen elkaar weg. Dit betekent dat de verplichting tot het betalen van de zorgverzekeringspremie niet als zelfstandige schuld in aanmerking kan worden genomen in box 3.

Vooruitbetaling van de zorgverzekeringspremie

De vooruitbetaling van de zorgverzekeringspremie in het jaar voorafgaand aan het verzekeringsjaar leidt ertoe dat het bedrag aan premie weliswaar het vermogen van de belastingplichtige heeft verlaten, maar dat hierdoor een voorwaardelijk vorderingsrecht ontstaat op de verzekeraar. In voorkomende gevallen kan de verzekering nog worden herroepen, waardoor de verzekeraar de premie moet terugbetalen. Ook is het mogelijk dat bij overlijden of emigratie gedurende het verzekeringsjaar de zorgverzekeringspremie gedeeltelijk wordt teruggestort. Een vordering behoort op grond van artikel 5.3, tweede lid, onderdeel e, Wet IB 2001 tot de bezittingen in box 3.

Artikel 5.3, tweede lid, Wet IB 2001 vereist tevens dat voor het in aanmerking nemen van een bezitting in box 3, sprake moet zijn van waarde in het economische verkeer van de bezitting. Bij de waardering van een vorderingsrecht is de nominale waarde van de vordering het uitgangspunt. Bij voorwaardelijke vorderingen moet echter rekening worden gehouden met alle op de peildatum bekende gegevens. In de meeste situaties zal de vooruitbetaalde zorgverzekeringspremie definitief het vermogen van de belastingplichtige hebben verlaten. Enkel wanneer de zorgverzekering nog wordt herroepen of sprake is van overlijden of emigratie gedurende het verzekeringsjaar, zal de zorgverzekeringspremie (gedeeltelijk) terug worden betaald. Doorgaans zal de kans dat de voorwaarde voor terugbetaling wordt vervuld zeer klein zijn, waardoor het voorwaardelijke vorderingsrecht een zeer beperkte waarde heeft of de waarde nihil zal zijn. Er zijn echter situaties denkbaar waarin de belastingplichtige op de peildatum al weet dat hij gedurende het verzekeringsjaar gaat emigreren of waarin de levensverwachting van de belastingplichtige dusdanig laag is dat de kans groot is dat hij gedurende het verzekeringsjaar komt te overlijden.

Uit praktische overwegingen en gelet op de doenbaarheid van wet- en regelgeving acht de kennisgroep het niet wenselijk als belastingplichtige bij vooruitbetaling van de zorgverzekeringspremie een inschatting moet maken van de kans dat de zorgverzekeringspremie na de peildatum wordt terugbetaald en dit vervolgens moet verdisconteren in de waarde van het vorderingsrecht. Doorgaans zal de voorwaarde voor terugbetaling van de zorgverzekeringspremie niet worden vervuld, waardoor aan het voorwaardelijke vorderingsrecht een waarde van nihil kan worden toegekend.

Deel deze pagina