KG 202:2025:13 Contributie als gift
Publicatiedatum 01-09-2025, 11:11 | Laatste update 01-09-2025, 11:11 |
Aanleiding
Een belastingplichtige is lid van een vereniging die is aangemerkt als algemeen nut beogende instelling (hierna: ANBI) en betaalt daarvoor jaarlijks een contributie.
Vraag
Kan een contributie worden aangemerkt als gift als bedoeld in artikel 6.33, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001)?
Antwoord
Ja, mits tegen de contributie geen directe tegenprestatie staat dan wel deze directe tegenprestatie van bijkomstige aard is. Er is sprake van bijkomstige aard als het om een symbolische tegenprestatie gaat. Als de tegenpresentatie van meer dan bijkomstige aard is, moet de waarde van de tegenpresentatie in mindering worden gebracht op de gift. Als de contributie niet kan worden gesplitst in een deel dat kan worden toegerekend aan de directe tegenprestatie en een deel dat ten goede komt aan andere doeleinden, wordt de contributie geacht in het geheel een vergoeding te vormen voor de directe tegenprestatie en bestaat er geen recht op giftenaftrek.
Beschouwing
Giften
In artikel 6.33, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001 zijn giften gedefinieerd als bevoordelingen uit vrijgevigheid en verplichte bijdragen waar geen directe tegenprestatie tegenover staat.
Onder de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: Wet IB 1964) week de formulering van de giftenaftrek iets af van hoe deze onder de Wet IB 2001 is geformuleerd. In artikel 47, vierde lid, Wet IB 1964 was opgenomen dat als giften worden aangemerkt bevoordelingen uit vrijgevigheid en al dan niet verplichte bijdragen, voor zover daardoor geen op geld waardeerbare aanspraken ontstaan.
De strekking van beide artikelen is hetzelfde. Dat betekent dat zowel de parlementaire geschiedenis met betrekking tot artikel 47, vierde lid, Wet IB 1964 als de jurisprudentie over dit artikel onder de Wet IB 2001 zijn gelding heeft behouden (Kamerstukken II 1998/99, 26 727, nr. 3, p. 267).
Verplichte bijdrage
Contributie kan worden aangemerkt als een verplichte bijdrage die is verschuldigd voor het lidmaatschap van een vereniging. Belastingplichtige is vrij in zijn keuze om geen lid te worden of te blijven van de vereniging, in welk geval de contributie niet (meer) is verschuldigd.
Directe tegenprestatie
Een verplichte bijdrage kan enkel als gift kwalificeren wanneer er geen directe tegenprestatie tegenover staat. Essentieel is of met de gedane betaling geheel of gedeeltelijk op geld waardeerbare aanspraken zijn ontstaan (Kamerstukken II 1983/84, 16 787, nr. 12, p. 8).
Tegenprestaties die slechts van bijkomstige aard zijn, verhinderen de giftenaftrek niet. Van een tegenprestatie van slechts bijkomstige aard is sprake als het een symbolische tegenprestatie betreft. Hierbij kan worden gedacht aan het verstrekken van een periodiek verschijnend tijdschrift of aan het verstrekken van een recht om bepaalde natuurterreinen tegen gereduceerd tarief te bezoeken.
Als sprake is van een tegenprestatie/aanspraak die van meer dan bijkomstige aard is, dan zal een splitsing moeten worden gemaakt in de contributie. Tot het bedrag van de waarde van de tegenprestatie, is geen sprake van een gift en is de contributie niet aftrekbaar (Kamerstukken II 1990/91, 21 335, nr. 5, p. 7). Bij tegenprestaties van meer dan bijkomstige aard valt bijvoorbeeld te denken aan kortingen op verzekeringen, het verstrekken van gratis producten en gratis toegang tot evenementen.
Als de contributie niet kan worden gesplitst in een deel dat kan worden toegerekend aan de directe tegenprestatie en een deel dat ten goede komt aan andere doeleinden, wordt de betaling van contributie geacht in het geheel een vergoeding te vormen voor de directe tegenprestatie en bestaat geen recht op giftenaftrek (Hof Arnhem-Leeuwarden 2 september 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:6761).
Contributie
Dat een verplichte bijdrage waar geen directe tegenprestatie tegenover staat als gift wordt aangemerkt, vindt haar oorsprong in de wens van de wetgever om contributies die vanuit de belastingplichtige bezien het karakter van een gift hebben ook als zodanig aan te merken. Bij de parlementaire behandeling van artikel 47 Wet IB 1964 heeft de Staatssecretaris het volgende opgemerkt (Kamerstukken II 1990/91, 21 335, nr. 3, p. 3):
“Bij resolutie van 24 juli 1953, nr. 4, heeft mijn toenmalige ambtsvoorganger goedgekeurd dat contributies welke ten aanzien van de contribuant praktisch op een lijn zijn te stellen met donaties, doch welke in verband met hun vaste, in zekere zin verplichte karakter voor de desbetreffende instellingen de voorkeur verdienen boven losse giften, met niet verplichte bijdragen worden gelijkgesteld.
Als voorbeelden zijn genoemd het Nederlandse Rode Kruis en de Vrije Universiteit. Een en ander geldt slechts voor zover de contribuant geen op geld waardeerbare aanspraken aan zijn contributie kan ontlenen. Deze goedkeuring onderschrijf ik gaarne. Ik acht het evenwel juist deze voor de toekomst in artikel 47 zelf vast te leggen.”
NB: als een lidmaatschap ‘gratis’ wordt gegeven als iemand een gift doet aan de vereniging, moet voor de aftrek worden beoordeeld of de directe tegenprestatie die de leden kunnen ontvangen van meer dan bijkomstige aard is. Of dit het geval is, zal afhangen van de hoogte van de gift. Als de directe tegenprestatie van meer dan bijkomstige aard is, zal de gift gesplitst moeten worden in een deel dat wel als gift kan kwalificeren en een deel dat niet als gift kan kwalificeren.