Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Op deze pagina

KG:003:2022:11 Verkorting 36-maandtermijn dienstbetrekkingsvereiste

Aanleiding

A is directeur en enig aandeelhouder van BV A. Sinds 1 januari 2021 is A ernstig ziek en is A niet meer in staat om werkzaamheden uit te voeren voor BV A.

B is vanaf 1 februari 2022 in dienstbetrekking van BV A.

A wil de aandelen in BV A aan B schenken met toepassing van de doorschuiffaciliteit van artikel 4.17c van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001). B is op het voorgenomen moment van schenking nog niet gedurende 36 maanden in dienst bij BV A en voldoet dus niet aan de hoofdregel van de dienstbetrekkingseis van artikel 4.17c, eerste lid, onderdeel d, Wet IB 2001. A doet daarom een beroep op artikel 26c van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 (hierna: URIB 2001).

Vraag

Is artikel 26c URIB 2001 van toepassing als de dienstbetrekking nog niet is aangevangen op het moment dat zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in het tweede lid van dit artikel?

Antwoord

Nee, artikel 26c URIB 2001 is niet van toepassing omdat B nog niet in dienstbetrekking is bij BV A op het moment dat zich de situatie voordoet als bedoeld in artikel 26c, tweede lid, URIB 2001.

Beschouwing

Een van de voorwaarden voor toepassing van de doorschuiffaciliteit bij schenking is de dienstbetrekkingseis van artikel 4.17c, eerste lid, onderdeel d, Wet IB 2001. De dienstbetrekkingseis houdt kort gezegd in dat de verkrijger gedurende 36 maanden onmiddellijk voorafgaand aan de verkrijging in dienst moet zijn bij de vennootschap waarvan de aandelen worden overgedragen. In artikel 26c URIB 2001 zijn enkele omstandigheden genoemd waaronder deze termijn van 36 maanden kan worden verkort. Uit het eerste lid volgt dat daarbij de voorwaarde is dat nadat de dienstbetrekking is aangegaan zich zo’n omstandigheid voordoet. Een van die omstandigheden is dat de vervreemder van de aandelen door ziekte of gebreken gedurende ten minste één jaar niet in staat is, of vermoedelijk niet in staat zal zijn, om ten minste 55% te verdienen van wat lichamelijk en geestelijk gezonde personen die overigens in gelijke omstandigheden verkeren, kunnen verdienen (artikel 26c, tweede lid, onderdeel a URIB).

B was nog niet in dienstbetrekking bij BV A op het moment dat A ziek werd en zich een omstandigheid voordeed als bedoeld in artikel 26c, tweede lid, onderdeel a, URIB 2001. De 36-maandtermijn kan daarom niet worden verkort.

Deel deze pagina