Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:011:2022:12 Giftenaftrek - funding eigen ANBI vanuit eigen onderneming (MVO)

Aanleiding

In het kader van de giftenaftrek van artikel 16, Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb) is de vraag opgekomen hoe giften van een BV aan een door haar aandeelhouder-natuurlijk persoon opgerichte ANBI-stichting kwalificeren. De feiten van de casus zijn als volgt:

  • Een aandeelhouder-natuurlijk persoon heeft een stichting opgericht die goede doelen behartigt. De stichting is aangewezen als ANBI (Algemeen Nut Beogende Instelling).
  • De aandeelhouder beschikt tevens over een persoonlijke houdstervennootschap (’BV’), die diverse deelnemingen heeft, welke allerlei winstgevende activiteiten ontplooien.
  • De activiteiten van de diverse vennootschappen hebben geen raakvlakken met de beoogde doelen of de activiteiten van de stichting. 
  • De inkomsten van de stichting zullen naar verwachting hoofdzakelijk bestaan uit giften van de BV. Deze is namelijk voornemens om MVO-beleid (maatschappelijk verantwoord ondernemen) te maken en dit beleid te laten aansluiten bij de doelstellingen van de stichting. De BV is ook voornemens om jaarlijks ruimschoots meer dan de wettelijke grenzen zoals opgenomen in artikel 16, Wet Vpb te schenken.

Vraag

Hoe kwalificeren de jaarlijkse giften die door de BV – in het kader van haar MVO-beleid – worden gedaan aan een door haar aandeelhouder-natuurlijk persoon opgerichte ANBI-stichting voor de vennootschapsbelasting?

Antwoord

Een gift die een BV doet, kwalificeert voor de vennootschapsbelasting als zakelijke en dus aftrekbare uitgave tenzij en voor zover sprake is van een uitdeling. Dit volgt uit het renpaardenarrest (Hoge Raad 14 juni 2002, ECLI:NL:HR:2002:AB2865). De giften van de BV aan de door de aandeelhouder-natuurlijk persoon opgerichte ANBI-stichting zijn dus aftrekbaar van de winst tenzij en voor zover sprake is van een (middellijke) uitdeling.

Beschouwing

1. Een gift die een BV doet, kwalificeert voor de vennootschapsbelasting:

  1. hetzij als een zakelijke uitgave; deze is aftrekbaar op basis van artikel 3.8, Wet inkomstenbelasting 2001 juncto artikel 8, Wet Vpb;
  2. hetzij als een (niet-aftrekbare) uitdeling.

2. Deze tweedeling volgt uit het zogenoemde renpaardenarrest (Hoge Raad 14 juni 2002, ECLI:NL:HR:2002:AB2865) waarin de Hoge Raad besliste dat een uitgave door een vennootschap alleen dan niet als zakelijke uitgave aftrekbaar is, als sprake is van een uitdeling. In dit arrest overwoog de Hoge Raad namelijk onder meer:

“3.3. Bij de beoordeling van de tegen de in 3.2 vermelde oordelen gerichte klachten dient het volgende te worden vooropgesteld. Anders dan in de literatuur uit het arrest van de Hoge Raad van 21 september 1994, nr. 29 199, BNB 1995/15, wel is afgeleid, ontberen door een vennootschap gedane uitgaven slechts dan een zakelijk karakter - en kunnen zij derhalve niet ten laste van de winst worden gebracht - indien en voor zover zij zijn gedaan ter bevrediging van de persoonlijke behoeften van de aandeelhouder(s).”

3. Indien en voor zover het MVO-beleid wordt opgezet ter bevrediging van de persoonlijke behoefte van de aandeelhouder-natuurlijk persoon en er vervolgens in dit kader giften worden gedaan, is sprake van een uitdeling. Uit de woorden ‘voor zover’ volgt dat giften ook gedeeltelijk zakelijk kunnen zijn.

4. In het Besluit giftenaftrek of uitdeling van 31 oktober 2016, nr. BLKB 2016/152, is een goedkeuring opgenomen dat geen sprake is van een uitdeling voor de vennootschaps-, dividend- en inkomstenbelasting als de gift voldoet aan de voorwaarden van artikel 16, Wet Vpb en de gift de aldaar genoemde wettelijke grensbedragen niet te boven gaat. Voor het meerdere is er in een dergelijke situatie wel sprake van een uitdeling.

5. De binnen het hiervoor gestelde kader te beantwoorden vraag of de giften in casu kwalificeren als zakelijke uitgaven of als uitdeling is een vraag van feitelijke aard en daarmee ter beoordeling aan de inspecteur.

Deel deze pagina

Op deze pagina