Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:013:2023:11 Oldtimervrijstelling MRB voor vrachtauto’s en autobussen

Aanleiding

De houder van een vrachtauto of autobus maakt gebruik van het overgangsrecht oudere motorrijtuigen (hierna: OVR) van artikel 84a van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: Wet MRB 1994). De houder heeft verklaard dat het voertuig uitsluitend niet-bedrijfsmatig wordt gebruikt. Zodra het 40 jaar geleden is dat de vrachtauto of autobus voor het eerst in gebruik is genomen komt het voertuig potentieel in aanmerking voor de oldtimervrijstelling van artikel 72, eerste lid, onderdeel b, Wet MRB 1994. Deze vrijstelling wordt voor vrachtauto’s en autobussen op verzoek verleend, waarbij de belastingplichtige ook een verklaring voor uitsluitend niet-bedrijfsmatig gebruik moet overleggen. Deze verklaring is reeds in een eerder stadium overlegd als gebruik wordt gemaakt van de OVR. De vereiste ouderdom, dan wel de eerste ingebruikneming, blijkt uit het kentekenregister. 

Vraag

Kan de oldtimervrijstelling in dit geval worden toegepast zonder dat daarvoor een nieuw verzoek wordt ingediend? Oftewel is voldaan aan de voorwaarde van artikel 12, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: UB MRB 1994) als er reeds een verklaring van het uitsluitend niet-bedrijfsmatig gebruik aanwezig is bij de Belastingdienst ten behoeve van de OVR?

Antwoord

Ja, aan de voorwaarden van artikel 12 UB MRB 1994 is voldaan aangezien de belastingplichtige de verklaring al heeft verstrekt in het kader van de OVR.

Beschouwing

Wanneer een motorrijtuig meer dan 40 jaar geleden voor het eerst in gebruik is genomen en voor zover het vrachtauto’s of autobussen betreft die niet-bedrijfsmatig gebruikt worden, komt deze in aanmerking voor een vrijstelling (de oldtimersvrijstelling) conform artikel 72, eerste lid, onderdeel b, Wet MRB 1994. Om voor de oldtimervrijstelling in aanmerking te komen moet voor vrachtauto’s en autobussen een verzoek worden ingediend (artikel 27 UB MRB 1994). Voor andere motorrijtuigen, zoals personenauto’s en bestelauto’s hoeft geen verzoek te worden ingediend. De vereiste ouderdom, respectievelijk het tijdstip van eerste ingebruikneming, blijkt uit het kentekenregister (artikel 12 UB MRB 1994). Uit het tweede lid van artikel 12 UB MRB 1994 kan worden herleid dat het verzoek nodig is bij vrachtauto’s en autobussen, omdat er een verklaring moet worden overlegd dat het motorrijtuig uitsluitend niet-bedrijfsmatig wordt gebruikt.

Per 1 januari 2007 is het Uitvoeringsbesluit MRB 1994 gewijzigd. Voor zover hier relevant betreft het de volgende wijziging van artikel 27 (Artikel X, onderdeel G (artikel 27 Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994)):

“In artikel 27 wordt voor een aantal vrijstellingen de plicht een vergunning aan te vragen ingetrokken of vereenvoudigd. In het eerste lid wordt het aantal vrijstellingen dat op aanvraag wordt verleend verminderd. De vrijstellingen als bedoeld in de artikelen 15, 16 en 18 worden in het Belastingplan 2007 ingetrokken en behoeven dus geen vergunning meer. De vergunning voor de vrijstelling voor personenauto’s, bestelauto’s en motorrijwielen ouder dan 25 jaar (artikel 12) is overbodig geworden omdat de leeftijd van het voertuig uit het register blijkt. Voor bussen en vrachtauto’s ouder dan 25 jaar moet nog wel een vergunning worden aangevraagd, omdat, gezien de aard van deze voertuigen, aangegeven moet worden dat zij niet bedrijfsmatig worden gebruikt.(…)”

Uit bovenstaande passage blijkt dat het doel van het indienen van een verzoek ziet op de verklaring niet-bedrijfsmatig gebruik voor deze specifieke voertuigen.

Als iemand al gebruik maakt van de OVR dan heeft hij al een verklaring uitsluitend niet-bedrijfsmatig gebruik moeten overleggen. Wanneer dit motorrijtuig 40 jaar oud is, komt de OVR te vervallen. Als het motorrijtuig 40 jaar oud is, kan de OVR worden beëindigd en de oldtimervrijstelling automatisch worden afgegeven, omdat aan alle voorwaarden is voldaan. Er is reeds een afgegeven verklaring van niet-bedrijfsmatig gebruik aanwezig, die is ingediend bij het verzoek voor toepassing van de OVR, én de leeftijd van het voertuig blijkt uit het kentekenregister. De houder wordt op de hoogte gesteld van de verleende oldtimervrijstelling en de daarbij behorende voorwaarden.

Het nogmaals afgeven van een verklaring die reeds in het bezit is van de Belastingdienst is overbodig en leidt tot een onnodige en onwenselijke lastenverzwaring voor de burger. Bovendien maakt het automatische verwerking in de systemen van de Belastingdienst onmogelijk. Tot slot geldt dat op grond van artikel 27, zesde lid, UB MRB 1994, belastingplichtige zelf verplicht is om door te geven als de autobus/vrachtauto toch bedrijfsmatig gebruikt wordt.

Deel deze pagina

Op deze pagina