KG:013:2023:4 Twee waardeverminderingspercentages in het taxatierapport
Publicatiedatum 11-05-2023, 14:18 | Laatste update 11-05-2023, 14:18 |
Aanleiding
Artikel 3.5 van de bijlage bij de Uitvoeringsregeling van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: UR BPM 1992) bepaalt per
1 januari 2023 dat de waardevermindering als gevolg van schade wordt geacht 31% te bedragen van de herstelkosten (behoudens tegenbewijs). Belanghebbende heeft in de aangifte BPM één handelsinkoopwaarde opgegeven voor het importvoertuig. Belanghebbende heeft daarbij rekening gehouden met een hoger waardeverminderingspercentage van 100%, in plaats van 31%. Ter onderbouwing daarvan verwijst belanghebbende naar het taxatierapport. De taxateur heeft in het taxatierapport twee waardeverminderingspercentages toegepast op de getaxeerde herstelkosten, waardoor er twee handelsinkoopwaardes uit het taxatierapport voortvloeien. Het eerste waardeverminderingspercentage is gelijk aan 31%. Het tweede waardeverminderingspercentage is 100%. Ter motivering van het percentage van 100% schrijft de taxateur met algemene stellingen in het taxatierapport dat de onderzoeksresultaten van VMS Insight – die ten grondslag hebben gelegen aan het verlagen van het wettelijke waardeverliespercentage van 72% naar 31% – niet representatief zouden zijn en dat daarmee ten onrechte 31% is opgenomen in de UR BPM 1992. Er wordt geen nadere onderbouwing gegeven in het taxatierapport waarom het waardeverminderingspercentage in dit geval 100% (of meer dan 31%) moet zijn.
Vraag
Voldoet belanghebbende met deze onderbouwing aan de bewijslast voor het leveren van tegenbewijs in de zin van artikel 3.5 van de bijlage bij de UR BPM 1992?
Antwoord
Nee, algemene beweringen kunnen niet als tegenbewijs dienen. Als tegenbewijs kan wel de inkoopverklaring/inkoopfactuur van het betreffende motorrijtuig dienen.
Beschouwing
Op grond van artikel 10, achtste lid, Wet BPM 1992 mag de afschrijving op een gebruikt motorrijtuig – onder voorwaarden – worden berekend met behulp van de taxatiewaarde van een taxatierapport dat voldoet aan de wettelijke voorwaarden.
De taxatiewaarde is op grond van artikel 3.5 van de bijlage bij de UR BPM 1992 gelijk aan de handelsinkoopwaarde van het geïmporteerde voertuig.
De taxateur heeft bij de fysieke opname de schade vastgesteld en de herstelkosten berekend.
Uit de tekst van de taxateur in het taxatierapport blijkt dat hij het in algemene zin niet eens is met het waardeverliespercentage van 31%. In het taxatierapport staat daarom de algemene opmerking en onderbouwing dat de onderzoeksresultaten van VMS Insight – die ten grondslag hebben gelegen aan het verlagen van het wettelijke waardeverliespercentage van 72% naar 31% – niet representatief zouden zijn en daarmee ten onrechte 31% is opgenomen in de UR BPM 1992. Dit bepleit volgens de taxateur dat het juiste waardeverliespercentage meer dan 31% zou moeten zijn, namelijk 100% op basis van een norm binnen de beroepsgroep van taxateurs.
De vraag is of hiermee wordt voldaan aan het leveren van tegenbewijs in de zin van artikel 3.5 van de bijlage bij de UR BPM 1992. In dit artikel staat expliciet vermeld dat het tegenbewijs geen betrekking kan hebben op algemene beweringen, zoals het autosegment, de leeftijd of kilometrage. In dit geval worden er diverse argumenten aangehaald waarom de onderzoeksresultaten van VMS Insight niet betrouwbaar zijn en trekt de taxateur de conclusie dat 100% van de herstelkosten als waardeverminderend geldt.
Deze argumenten zijn niet voldoende concreet en zien niet specifiek op het individuele motorrijtuig. Aan het tegenbewijs is in ieder geval voldaan voor zover aannemelijk wordt gemaakt dat met een hoger percentage de taxatiewaarde ten minste het bedrag is dat is vermeld in de inkoopfactuur of inkoopverklaring (exclusief de buitenlandse belastingen, maar inclusief de in Nederland verschuldigde bpm en btw), mits aannemelijk is gemaakt en door de belastingplichtige is verklaard dat het motorrijtuig in dezelfde staat verkeert als ten tijde van de inkoop.
Wettelijk kader
§ 2.10 Algemeen deel toelichting wijzigingen UR BPM 1992 in de Eindejaarsregeling 2022:
“De tegenbewijsregeling hanteert de werkelijke inkoopprijs als ondergrens voor de taxatiewaarde. Hiervoor is gekozen, omdat het economisch onlogisch zou zijn als een motorrijtuig op de buitenlandse markt voor een hogere prijs wordt ingekocht dan de waarde van dat motorrijtuig op de Nederlandse markt. Zeker voor ondernemers zou dergelijke handelwijze een economisch verliesmodel inhouden: de marktwaarde is dan lager dan de inkoopwaarde.
Van belang is echter dat ook andere vormen van tegenbewijs zijn toegelaten, waarmee die ondergrens in het geval van bijzondere omstandigheden kan worden doorbroken. Er zijn (in elk geval theoretisch) voorbeelden te bedenken waarbij de taxatiewaarde inderdaad lager uitpakt dan de prijs waarvoor het motorrijtuig is ingekocht. Bijvoorbeeld doordat pas na de aankoop schade is ontstaan aan het motorrijtuig. In dat geval moet de belastingplichtige, middels het ingeroepen tegenbewijs, wel verklaren en bewijzen waarom de mate van afwijking logisch is. In dat geval geldt dat hoe lager de taxatiewaarde is ten opzichte van de inkoopprijs, hoe sterker het tegenbewijs moet zijn”.