Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:013:2023:8 Gebruik taxatierapport bij herstelde schade

Aanleiding

Belanghebbende dient een aangifte voor de Belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna BPM) in voor een gebruikt voertuig. Bij de aangifte maakt hij gebruik van een taxatierapport ter bepaling van de hoogte van de vermindering. In het taxatierapport is de handelsinkoopwaarde bepaald met inachtneming van schade. Op enig moment tijdens de behandeling van de aangifte, een bezwaar of een (hoger) beroep komt vast te staan dat in de taxatiewaarde schades zijn gecalculeerd die in hun geheel zijn hersteld voorafgaand aan de goedkeurdatum van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (hierna RDW).

Vraag

Kan een taxatierapport dat herstelkosten van schades bevat die in hun geheel zijn hersteld voorafgaand aan de goedkeurdatum van de RDW dienen ter bepaling van de afschrijving als bedoeld in artikel 10, tweede lid, Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna Wet BPM 1992)?

Antwoord

Nee, een taxatierapport dat herstelkosten van schades bevat terwijl op de goedkeurdatum van de RDW geen schade aan het voertuig meer aanwezig is, kan niet dienen ter bepaling van de afschrijving als bedoeld in artikel 10, tweede lid, Wet BPM 1992, omdat in genoemd tweede lid is bepaald dat voor de hoogte van de vermindering het tijdstip bepalend is waarop het onderzoek door de RDW dat tot de inschrijving leidt als geregeld bij en krachtens artikel 47 Wegenverkeerswet 1994 is afgerond en het onderhavige taxatierapport niet de staat van het voertuig per dat tijdstip weergeeft.

Beschouwing

De taxateur dient volgens onderdeel 1.3 van Bijlage I bij de Uitvoeringsregeling BPM 1992 het taxatierapport te voorzien van zijn verklaring dat de in het taxatierapport opgegeven waarde door hem naar waarheid is vastgesteld aan de hand van een gedegen fysieke opname.

Op grond van artikel 8, vierde lid, Uitvoeringsregeling BPM 1992 kan de afschrijving uitsluitend met de taxatiewaarde worden bepaald als het bij de aangifte gebruikte taxatierapport is opgemaakt met inachtneming van de voorwaarden van Bijlage I.

Voor de hoogte van de vermindering is op grond van artikel 10, tweede lid, Wet BPM 1992 de goedkeurdatum (afronding onderzoek door RDW) bepalend.

Door een taxatie op te stellen die niet de situatie op deze goedkeurdatum weergeeft, voldoet het taxatierapport niet aan deze voorwaarden, zodat dit rapport niet gebruikt kan worden ter bepaling van de vermindering.

Voor aangiften onder het recht zoals dat van kracht was tot en met 31 december 2021 geldt op grond van de goedkeuring van onderdeel 6.6. van het Kaderbesluit BPM (Besluit van 27 september 2021, Staatscourant 2021, 43482) dat de belastingplichtige op het tijdstip van voldoen van de BPM het bedrag van de verschuldigde BPM mag bepalen aan de hand van de heffingsgrondslagen op het tijdstip dat de aangifte bpm wordt ingediend. Ook onder het recht dat van kracht was tot en met 31 december 2021 gold reeds de voorwaarde dat het taxatierapport moest zijn voorzien van een verklaring van de taxateur dat de in het taxatierapport opgegeven waarde door hem naar waarheid is vastgesteld aan de hand van een gedegen fysieke opname.

Zowel voor situaties vóór als vanaf 1 januari 2022 geldt dat er voor gebruikmaking van een taxatierapport sprake moet zijn van een gedegen fysieke opname.

In Hoge Raad 23 oktober 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1666, r.o. 3.2.2) wordt als één van de drie toegestane verminderingsmethode genoemd:

“een verklaring van een onafhankelijke, erkende taxateur dat de in het taxatierapport opgegeven waarde door hem naar waarheid is vastgesteld aan de hand van een gedegen fysieke opname van het motorrijtuig, onder vermelding van datum, begin- en eindtijd van deze fysieke opname en naam, adres en woonplaats van degene die de taxatie feitelijk heeft verricht”,

waarna de Hoge Raad overweegt:

“Indien de belastingplichtige niet gebruik maakt van een van de hiervoor bedoelde opgaven, wordt de afschrijving bepaald aan de hand van de in artikel 8, vijfde lid, van de Uitvoeringsregeling voorziene afschrijvingstabel”.

Komt vast te staan dat deze fysieke opname niet de staat van het voertuig is op de aangiftedatum doordat het voertuig intussen geheel hersteld is, dan kan het taxatierapport niet dienen.

Indien het gaat om een situatie van herstel van een deel van de in het taxatierapport opgenomen schades, zijn de consequenties voor de bewijskracht van het taxatierapport afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij de uiterste consequentie het terzijde leggen van het rapport kan zijn (vgl. ECLI:NL:GHARL:2023:2840 en ECLI:NL:GHARL:2023:3446).

Wettelijk kader

  • Blijkens artikel 10, eerste lid, Wet BPM 1992 wordt met betrekking tot gebruikte voertuigen de verschuldigde BPM, zoals bedoeld in artikel 9, eerste tot en met het derde lid en het twaalfde lid, Wet BPM 1992, berekend met inachtneming van een vermindering.
  • Artikel 10, tweede lid, Wet BPM 1992 bepaalt vervolgens dat deze vermindering wordt uitgedrukt in een afschrijvingspercentage van de handelsinkoopwaarde ten opzichte van de historische nieuwprijs. Tevens bepaalt het tweede lid dat ter zake van de (her)inschrijving voor de hoogte van de vermindering en het tarief het tijdstip bepalend is waarop RDW het (her)inschrijvingsonderzoek heeft afgerond.
  • Op grond van artikel 10, achtste lid, onderdeel a, Wet BPM 1992 kan de waardevermindering worden bepaald met een taxatierapport, indien het motorrijtuig op het tijdstip dat bepalend is voor de hoogte van de vermindering:        
    • Meer dan normale gebruiksschade heeft of niet voorkomt op een in de handel algemeen toegepaste koerslijst en;
    • Voldoet aan de bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde eisen waardoor met dat motorrijtuig mag worden gereden op de weg.
  • Op grond van artikel 10, tiende lid, Wet BPM 1992 kunnen nadere regels worden gesteld. Deze zijn opgenomen in artikel 8, Uitvoeringsregeling BPM 1992 en Bijlage I bij de Uitvoeringsregeling BPM 1992.

Deel deze pagina

Op deze pagina