Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:024:2022:11 Middellijke inkoop van aandelen

Aanleiding

X is beursgenoteerd en houdt een meerderheidsbelang in Y. De overige aandelen van Y zijn tevens aan de beurs genoteerd. Op enig moment koopt de dochter Y op de beurs aandelen in X.

Y stelt dat zij met deze koop in feite indirect eigen aandelen heeft ingekocht die fiscaal als geamortiseerd dienen te worden beschouwd.

Vraag

Is in het geval van een koop van aandelen in de moedervennootschap door de dochtervennootschap (indirect) sprake van een middellijke inkoop van aandelen in de dochtervennootschap?

Antwoord

Nee, bij de koop van aandelen in de moedervennootschap door de dochtervennootschap is geen sprake van een middellijke inkoop van aandelen in de dochtervennootschap, maar van een middellijke inkoop van aandelen in de moedervennootschap. Wel kan op het niveau van de dochtervennootschap sprake zijn van een verkapte winstuitdeling voor zover er sprake is van een verarming.

Beschouwing

Inkoop van aandelen, anders dan ter tijdelijke belegging, is een belastbaar feit voor de dividendbelasting op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de dividendbelasting 1965. Hiervan is niet alleen sprake wanneer een vennootschap eigen aandelen inkoopt, maar ook wanneer die aandelen door een dochtervennootschap worden gekocht. In dat geval is sprake van een middellijke inkoop.

In HR 14 maart 1979, ECLI:NL:PHR:1979:AX2762 oordeelde de Hoge Raad als volgt:

β€œDat dit betekent dat, indien een dergelijke dochtervennootschap aandelen in haar moedervennootschap koopt, voor de moedervennootschap de waarde van de deelneming in de dochtervennootschap en dientengevolge het vermogen van de moedervennootschap vermindert met het bedrag dat de dochtervennootschap ter verwerving van de aandelen in de moedervennootschap aan de verkopers van die aandelen betaalt zodat, indien – gelijk te dezen – de koopsom gedekt wordt door in de moedervennootschap aanwezige winst, zich alsdan een vermogensverschuiving als vorenbedoeld voordoet.”

De inhoudingsplichtige en degene die de opbrengst feitelijk aan de aandeelhouders doet toekomen zijn in een dergelijke situatie dus niet dezelfde rechtspersoon. Het is de moedervennootschap die inhoudingsplichtig is omdat het haar vermogen is dat vermindert als gevolg van de (in)koop van haar aandelen en het is de dochtervennootschap die de opbrengst doet toekomen aan de aandeelhouders van de moedervennootschap.

Ook bij de dochtervennootschap kan sprake zijn van een verarming namelijk voor zover de aandelen in de moedervennootschap feitelijk mede een belang in de dochtervennootschap vertegenwoordigen. Er is dan sprake van een verarming aangezien de aandelen voor de dochtervennootschap geen reel vermogensactief vormen (de aandelen vormen namelijk een belang in zichzelf) en de dochtervennootschap wel de koopsom aan de aandeelhouders van de moedervennootschap heeft betaald.

NB: voor zover de moedervennootschap andere vermogensbestanddelen bezit dan de aandelen in de dochtervennootschap is geen sprake van een verarming. In zoverre vormen de aandelen die de dochtervennootschap in haar moedervennootschap verwerft immers wel een reel vermogensactief.

De verarming van de dochter heeft echter niet het karakter van een inkoop van aandelen aangezien er geen wijziging optreedt ten aanzien van (de plaatsing van) de aandelen van de dochtervennootschap zelf. De verarming heeft het karakter van een verkapte winstuitdeling.

Deel deze pagina