Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:024:2022:8 Gevolgen keuzedividend voor heffing dividendbelasting

Aanleiding

Het bestuur van een vennootschap besluit aandeelhouders het recht te geven op een uitkering in de vorm van een winstuitdeling, of in plaats daarvan eenzelfde bedrag te ontvangen als terugbetaling van kapitaal. Op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de dividendbelasting 1965 (hierna: Wet DB) zijn winstuitdelingen als een opbrengst aan te merken. Een terugbetaling van kapitaal wordt niet als een opbrengst aangemerkt indien de juiste stappen van artikel 3, eerste lid, onderdeel d, Wet DB worden gevolgd.

In zijn algemeenheid zal de aandeelhouder zijn keuze laten afhangen van de vraag of hij in aanmerking komt voor toepassing van de inhoudingsvrijstelling of een teruggaaf dan wel verrekening van de dividendbelasting ten aanzien van de winstuitkering. Indien dit niet het geval is, zal de aandeelhouder naar alle waarschijnlijkheid voor een (onbelaste) teruggaaf van kapitaal kiezen.

Vraag

Indien een aandeelhouder de keuze heeft tussen een uitdeling van winst of een terugbetaling van kapitaal, dient de keuze van de individuele aandeelhouder te worden gevolgd voor toepassing van de Wet DB?

Antwoord

Ja, de keuze van de individuele aandeelhouder dient te worden gevolgd voor toepassing van de Wet DB in de situatie dat een aandeelhouder de keuze heeft tussen een uitdeling van winst of een terugbetaling van kapitaal.

Beschouwing

Dat de keuze van de individuele aandeelhouder gevolgd dient te worden voor toepassing van de Wet DB kan worden afgeleid uit HR 1 oktober 1980, ECLI:NL:HR:1980:AW9882. In deze zaak werd door een vennootschap aan haar aandeelhouders de keuze geboden tussen een uitreiking van bonusaandelen ten laste van de winstreserves, dan wel ten laste van de  agioreserves werd geboekt. De aandeelhouders die recht hadden op een inhoudingsvrijstelling kozen voor de boeking ten laste van de winstreserve. De overige aandeelhouders kozen voor boeking ten laste van de agioreserve. De inspecteur was van mening dat alle aandeelhouders naar evenredigheid aandelen ten laste van beide reserves (zowel de winst- als de agioreserve) hadden verkregen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had beslist dat de keuze die door de aandeelhouders was gemaakt voor de dividendbelasting gevolgd diende te worden, zodat geen dividendbelasting verschuldigd was.

Deel deze pagina

Op deze pagina