Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:024:2023:19 Teruggaaf dividendbelasting aangewezen internationale organisatie bij indirect belang in Nederlandse vennootschap

Aanleiding

Een aangewezen internationale organisatie in de zin van artikel 2 van de Uitvoeringsbeschikking dividendbelasting 1965 (hierna: Ub Divb 1965) houdt een direct belang in een buitenlandse hybride entiteit. Deze hybride entiteit is vanuit Nederlands perspectief fiscaal niet-transparant. Via de buitenlandse hybride entiteit houdt de aangewezen internationale organisatie een indirect belang in een Nederlandse vennootschap. De Nederlandse vennootschap keert vervolgens dividend uit.

Vraag

Heeft een aangewezen internationale organisatie in de zin van artikel 2 Ub Divb 1965 recht op een teruggaaf van dividendbelasting wanneer deze middels een direct belang in een buitenlandse hybride entiteit, welke vanuit Nederlands perspectief fiscaal niet-transparant is, een indirect belang houdt in een Nederlandse vennootschap die dividend uitkeert?

Antwoord

Nee, wanneer een aangewezen internationale organisatie via een buitenlandse hybride entiteit die vanuit Nederlands fiscaal perspectief als niet-transparant wordt aangemerkt een indirect belang houdt in een Nederlandse vennootschap impliceert dit dat de aangewezen internationale organisatie in dat geval niet geldt als de opbrengstgerechtigde tot de Nederlandse dividenden. Mitsdien komt de betreffende aangewezen internationale organisatie ook niet in aanmerking voor een teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting.

Beschouwing

Om zeker te stellen dat er een teruggaaf van dividendbelasting wordt verleend wanneer daarvoor een verplichting bestaat op grond van het volkenrecht of het internationale recht, is in artikel 10, zesde lid, van de Wet op de dividendbelasting 1965 (hierna: Wet DB 1965) bepaald dat artikel 10, eerste lid, Wet DB 1965 van overeenkomstige toepassing is op bij ministeriƫle regeling aangewezen internationale organisaties. De betreffende aangewezen internationale organisaties zijn limitatief opgesomd in artikel 2 Ub Divb 1965.

Het voorgaande neemt niet weg dat een aangewezen internationale organisatie die een beroep doet op de teruggaafregeling van artikel 10 Wet DB 1965 de opbrengstgerechtigde tot de Nederlandse dividenden dient te zijn. Wanneer er sprake is van een indirect belang in een Nederlandse vennootschap, bijvoorbeeld omdat er een naar Nederlandse fiscale maatstaven niet-transparante entiteit tussen de aangewezen internationale organisatie en de Nederlandse vennootschap is geschoven, wordt de dividendbelasting niet ten laste van de aangewezen internationale organisatie ingehouden. Deze organisatie is dan ook niet de opbrengstgerechtigde tot de Nederlandse dividenden.

Wellicht ten overvloede zij nog opgemerkt dat een aangewezen internationale organisatie geen geslaagd beroep kan doen op het besluit van 19 maart 1997 (nr. IFZ97/204M)[voetnoot 1], aangezien dit besluit bedoeld is om mogelijke nadelige gevolgen van verdragstoepassing weg te nemen. Het besluit is niet van betekenis voor het bepalen wie de gerechtigde tot een dividend is.

Voor de volledigheid en ter verduidelijking wordt tot slot nog opgemerkt dat een dochtervennootschap van een aangewezen internationale organisatie geen zelfstandig beroep kan doen op de toepassing van artikel 10, zesde lid, Wet DB 1965. Het is enkel en alleen de aangewezen internationale organisatie zelf die op grond van voornoemde bepaling aanspraak maakt op een teruggaaf van dividendbelasting.

Voetnoten

[Voetnoot 1, terug naar tekst] Dit besluit is ingetrokken met ingang van de datum van inwerkingtreding van het beleidsbesluit hybride-entiteitenbepalingen, Besluit van 23 november 2022 (Stcrt. 2022, 32363).

Deel deze pagina

Op deze pagina