Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:024:2023:3 Overgangsregeling aanwijzing laagbelastende jurisdictie artikel 1.2, tweede lid, Wet bronbelasting 2021

Aanleiding

X BV betaalt in 2021 rente aan een gelieerde vennootschap, gevestigd op Barbados. Barbados kwalificeert in beginsel als laagbelastende jurisdictie, omdat Barbados vanaf 1 januari 2020 is opgenomen in de Regeling laagbelastende staten en niet coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden. In artikel 1.2, tweede lid van de Wet bronbelasting 2021 (hierna: Wet Bb 2021) is echter een overgangstermijn opgenomen van drie kalenderjaren voor staten waarmee op het moment van die eerste aanwijzing reeds een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting van kracht is. Nederland heeft een belastingverdrag met Barbados gesloten dat per 12 juli 2007 in werking is getreden.

Vraag

Op welk moment begint de termijn van drie kalenderjaren te lopen, zoals opgenomen in artikel 1.2, tweede lid, Wet Bb 2021, wanneer reeds voor de inwerkingtreding van de Wet Bb 2021 met de betreffende staat een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting is overeengekomen en deze staat aangewezen is als laagbelastende jurisdictie?

Antwoord

Indien een staat waarmee Nederland een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten, voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet Bb 2021 wordt aangewezen als laagbelastende jurisdictie, dan start de termijn van drie kalenderjaren vanaf het moment van de inwerkingtreding van de Wet Bb 2021, te weten vanaf 1 januari 2021.

Beschouwing

De Wet Bb 2021 is van toepassing op (in)directe betalingen van rente en royalty’s aan laagbelastende jurisdicties. In artikel 1.2, eerste lid, onderdeel e Wet Bb 2021 wordt gedefinieerd wat moet worden verstaan onder een laagbelastende jurisdictie:

“een bij ministeriële regeling [voetnoot 1] aangewezen staat die:

1°. op 1 oktober van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het tijdvak, bedoeld in artikel 5.1, derde lid, lichamen niet of naar een tarief van minder dan 9% onderwerpt aan een belasting naar de winst; of

2°. is opgenomen in een in het kalenderjaar dat voorafgaat aan het tijdvak, bedoeld in artikel 5.1, derde lid, geldende EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden;”

Voor situaties waarbij met een aangewezen staat reeds een belastingverdrag is overeengekomen, is een overgangsregeling opgenomen in artikel 1.2, tweede lid, Wet Bb 2021. Deze regeling geeft partijen de gelegenheid onderhandelingen te starten voordat de positie van belastingplichtigen verandert (Kamerstukken II 2019/20, 35 305, nr. 3, p. 5).

Deze bepaling luidt als volgt:

“In afwijking van het eerste lid, onderdeel e, wordt een staat die voor het eerst bij ministeriele regeling wordt aangewezen als staat als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, en in relatie waarmee op het moment van die eerste aanwijzing reeds een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting van kracht is voor de toepassing van deze wet niet eerder als laagbelastende jurisdictie aangemerkt dan nadat sinds dat moment drie kalenderjaren zijn verstrekken.”

De situatie kan zich voor doen dat al voor de inwerkingtreding van de Wet Bb 2021 een verdragsstaat is aangewezen als laagbelastende jurisdictie.

In de parlementaire geschiedenis (Kamerstukken II 2019/20, 35 305, nr. 3, p. 18) wordt hierover het volgende opgemerkt:

“Daarbij vangt voor de toepassing van de bronbelasting de termijn van drie kalenderjaren voor de al op 31 december 2020 op de lijst voor de toepassing van de regeling ten aanzien van CFC’s in de vennootschapsbelasting vermelde verdragsstaten pas aan met ingang van de datum waarop deze wet in werking treedt.”

De Wet Bb 2021 is per 1 januari 2021 in werking getreden en dat is dan ook het moment waarop de driejaarstermijn begint te lopen.

Barbados wordt voor de toepassing van de Wet Bb dus pas per 1 januari 2024 als laagbelastende jurisdictie aangemerkt.

NB: Indien bronbelasting verschuldigd is over een betaling naar een verdragsland moet daarnaast altijd nog worden nagegaan of die bronbelasting ook daadwerkelijk geheven mag worden onder het verdrag. Dit geldt zowel tijdens de overgangsperiode als na het verstrijken van die periode.

Voetnoten

[Voetnoot 1, terug naar tekst] Regeling laagbelastende staten en niet-coöperatieve rechtsgebieden, nr. DB2018/216528, Stcrt. 2018, 72064, zoals laatstelijk gewijzigd door het besluit van 28 december 2021, nr. 2021-0000025821, Stcrt. 2021, 48636.

Deel deze pagina

Op deze pagina