Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:024:2024:2 Bijschrijving nominaal aandelenkapitaal ten laste van winstreserves of fiscaal erkend kapitaal?

Aanleiding

X BV heeft vanaf 2018 gestort kapitaal teruggegeven aan haar aandeelhouders ten laste van de agioreserve. Voor zover zuivere winst aanwezig was, is over deze teruggaven dividendbelasting ingehouden en afgedragen op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op dividendbelasting 1965 (hierna: Wet DB 1965).

Een dergelijke belaste teruggaaf leidt niet tot een vermindering van het fiscaal erkend gestorte kapitaal. Dit is bevestigd in onderdeel 8.1. van het verzamelbesluit van 29 november 2022, Stcrt. 2022, 32364 (hierna: Verzamelbesluit).

X BV is voornemens om de nominale waarde van het aandelenkapitaal te verhogen. Terzake van de verhoging vindt geen storting plaats, maar (commercieel) een boeking ten laste van de winstreserves (bijschrijving). Ten tijde van de bijschrijving zal bij X BV zuivere winst aanwezig zijn.

Vraag

Kan een bedrag dat als fiscaal erkend gestort kapitaal wordt aangemerkt, als bedoeld in onderdeel 8.1 van het Verzamelbesluit, worden beschouwd als een storting in de zin van artikel 3, eerste lid, onderdeel c, Wet DB 1965 indien civielrechtelijk geen storting plaatsvindt terzake van de bijschrijving, de bijschrijving commercieel ten laste van de winstreserves wordt gebracht en de vennootschap over zuivere winst beschikt?

Antwoord

Nee, een bedrag dat als fiscaal erkend gestort kapitaal wordt beschouwd, als bedoeld in onderdeel 8.1 van het Verzamelbesluit, is in het kader van een latere bijschrijving niet te beschouwen als een storting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, Wet DB 1965. Onderdeel 8.1. van het Verzamelbesluit brengt niet met zich mee dat een latere bijschrijving ten laste van de winstreserve moet worden aangemerkt als een storting. Het in stand gebleven fiscaal erkend gestorte kapitaal is een extra-comptabele eenheid en vormt geen eenheid die voor een bijschrijving (of uitkering) beschikbaar is. Bovendien ziet onderdeel 8.1. van het Verzamelbesluit op de situatie dat terzake van de uitkering van (verwachte) winst twee keer dividendbelasting zou worden geheven, namelijk op het moment van de betaling wanneer de winst werd verwacht én op het moment van de realisatie daarvan. Daarvan is in casu evenmin sprake.

Beschouwing

Artikel 3, eerste lid, onderdeel c, Wet DB 1965

In artikel 3, eerste lid, onderdeel c, Wet DB 1965 is bepaald dat bijschrijving op aandelen tot de opbrengst behoort voor zover niet blijkt dat storting heeft plaatsgevonden. Bij een omzetting van winstreserves in nominaal aandelenkapitaal (bijschrijving) is geen sprake van een storting en behoort het bedrag van de bijschrijving tot de opbrengst. Een omzetting van fiscaal erkende agioreserves in nominaal aandelenkapitaal wordt wel als een storting gezien en behoort daarom niet tot de opbrengst.

Het Verzamelbesluit

Onderdeel 8.1. van het Verzamelbesluit luidt als volgt:

“Wanneer een teruggaaf van kapitaal wordt beschouwd als een opbrengst in de zin van artikel 3, eerste lid, onderdeel d, Wet DB 1965 komt de vraag op of dat gevolgen heeft voor het fiscaal erkend gestorte kapitaal van de inhoudingsplichtige.

Ik ben van mening dat een dergelijke belaste teruggaaf niet leidt tot een vermindering van het fiscaal erkend gestorte kapitaal. Zou dit wel het geval zijn, dan kan de situatie ontstaan dat winst twee keer wordt belast met dividendbelasting. Ik licht dat toe aan de hand van het volgende voorbeeld.

Voorbeeld

A BV heeft eind 2018 een fiscaal erkend kapitaal van EUR 11 miljoen en betaalt ter grootte van EUR 10 miljoen een gedeelte van dat kapitaal terug. Op het moment van de terugbetaling verwachtte A BV begin 2019 voor eenzelfde bedrag als de terugbetaling winst te realiseren. De nominale waarde van de desbetreffende aandelen is door A BV niet verminderd. Nadat de winst in 2019 daadwerkelijk is gerealiseerd, wordt A BV geliquideerd. De liquidatie-uitkering bedraagt EUR 11 miljoen.

Uitwerking

De teruggaaf in 2018 is belast volgens artikel 3, eerste lid, onderdeel d, Wet DB 1965, omdat zuivere winst ook binnen afzienbare tijd te verwachten winst omvat en de nominale waarde van de aandelen niet met een gelijk bedrag is verminderd. Zou het fiscaal erkend gestorte kapitaal als gevolg van de teruggaaf eind 2018 worden verminderd naar EUR 1 miljoen, dan zou de liquidatie-uitkering in 2019 volgens artikel 3, eerste lid, onderdeel b, Wet DB 1965 voor EUR 10 miljoen worden belast. De uitkering overstijgt dan immers voor EUR 10 miljoen het gestorte kapitaal. Resultaat is dat over dezelfde zuivere winst twee keer dividendbelasting verschuldigd zou zijn.

Nadere toelichting

Het hiervoor beschreven resultaat van dubbele heffing, door toepassing van de fictie van artikel 3, eerste lid, onderdeel d, Wet DB 1965, is ongewenst. De fictie bepaalt namelijk dat in plaats van kapitaal winst wordt uitgekeerd. Deze (fictieve) uitkering van winst mag dan geen effect hebben op het fiscaal erkend gestorte kapitaal van de vennootschap. In het genoemde voorbeeld is daarom geen sprake van een belaste liquidatie-uitkering.”

Zoals aangegeven in onderdeel 8.1. van het Verzamelbesluit heeft een civielrechtelijke terugbetaling van kapitaal die voor de dividendbelasting als winstuitdeling wordt behandeld tot gevolg dat deze niet in mindering wordt gebracht op het fiscaal erkend gestorte kapitaal. Dit betekent dat een inhoudingsplichtige met dit fiscaal erkend gestorte kapitaal rekening kan houden, zoals in het geval van een liquidatie-uitkering. Onderdeel 8.1. van het Verzamelbesluit laat onverlet dat na de belaste terugbetaling van kapitaal winstuitdelingen kunnen plaatvinden, zoals reguliere dividenduitkeringen. Dergelijke dividenduitkeringen zijn onderworpen aan dividendbelasting.

Het feit dat het Verzamelbesluit stelt dat in bepaalde situaties “het fiscaal erkend gestorte kapitaal in stand blijft”, betekent niet dat dit bedrag in het kader van een bijschrijving die commercieel ten laste van de winstreserve wordt geboekt, als storting moet worden aangemerkt in de zin van artikel 3, eerste lid, onderdeel c, Wet DB 1965. Het in stand gebleven fiscaal erkend gestorte kapitaal is een extra-comptabele eenheid en is als zodanig niet beschikbaar voor een onbelaste bijschrijving (of uitkering).

Bovendien is onderdeel 8.1. van het Verzamelbesluit bedoeld voor de situatie dat terzake van de uitkering van (verwachte) winst twee keer dividendbelasting zou worden geheven, namelijk op het moment van de betaling wanneer de winst werd verwacht én op het moment van de realisatie daarvan. Daarvan is in casu evenmin sprake.

Deel deze pagina

Op deze pagina