Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:024:2024:4 Opbrengstgerechtigdheid Duits Sondervermögen per 2025

Aanleiding

Met ingang van 2025 is het kwalificatiebeleid voor buitenlandse rechtsvormen opgenomen in (onder andere) de Wet op de dividendbelasting 1965 (hierna: Wet DB 1965). Ook wijzigt de definitie van fonds voor gemene rekening in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb 1969). Sondervermögen, gevestigd in Duitsland, vragen bij de Belastingdienst zekerheid vooraf over de kwalificatie met ingang van 1 januari 2025. Dit betreft Sondervermögen met meerdere participanten, maar ook Sondervermögen met slechts één participant. De Kennisgroep belastingplicht en kwalificatie rechtsvormen heeft een standpunt gepubliceerd over de kwalificatie van verschillende Duitse Sondervermögen met ingang van 2025. Dat standpunt heeft ook gevolgen voor de dividendbelasting.  

Vragen

  1. Kwalificeert een Sondervermögen, gevestigd in Duitsland, met meerdere participanten, als wordt voldaan aan alle voorwaarden van de fonds voor gemene rekening definitie, met ingang van 1 januari 2025 als opbrengstgerechtigde voor de Wet DB 1965?
  2. Kwalificeert een Sondervermögen, gevestigd in Duitsland, met slechts één participant met ingang van 1 januari 2025 als opbrengstgerechtigde voor de Wet DB 1965?

Antwoorden

  1. Ja, een Sondervermögen, gevestigd in Duitsland met meerdere participanten kwalificeert met ingang van 1 januari 2025 als opbrengstgerechtigde voor de Wet DB 1965 op grond van artikel 1, dertiende lid, onderdeel a Wet DB 1965, als wordt voldaan aan alle voorwaarden die artikel 2, vierde lid Wet Vpb 1969 stelt aan een fonds voor gemene rekening (fgr). Een Sondervermögen met meerdere participanten kwalificeert in dat geval als een fgr. Deze kwalificatie geldt ook voor de Wet DB 1965 (artikel 1, elfde lid Wet DB 1965).
  2. Ja, een Sondervermögen, gevestigd in Duitsland met slechts één participant kwalificeert met ingang van 1 januari 2025 als opbrengstgerechtigde voor de Wet DB 1965 op grond van artikel 1, dertiende lid, onderdeel b, 2º Wet DB 1965.  Er is sprake van een niet-vergelijkbare rechtsvorm, waardoor op basis van de symmetrische methode de fiscale regelgeving van Duitsland leidend is voor de kwalificatie voor Nederlandse belastingdoeleinden. Duitsland behandelt een Sondervermögen met slechts één participant als een aan de Körperschaftsteuer onderworpen lichaam.

Beschouwing

Standpunt kwalificatie Sondervermögen Kennisgroep belastingplicht en kwalificatie rechtsvormen

De Kennisgroep belastingplicht en kwalificatie rechtsvormen heeft in KG:211:2024:16 een standpunt gepubliceerd over de kwalificatie van een Duits Sondervermögen met meerdere participanten en een Duits Sondervermögen met één participant. In dit standpunt heeft de kennisgroep geconcludeerd dat een Sondervermögen met meerdere participanten kwalificeert als fgr, als voldaan wordt aan de vereisten die de wet aan een fgr stelt. Een Sondervermögen met één participant kwalificeert als niet-vergelijkbare rechtsvorm waarvoor de symmetrische methode geldt. Ook dit Sondervermögen kwalificeert met ingang van 1 januari 2025 als niet transparant lichaam. 

NB: De Kennisgroep belastingplicht en kwalificatie rechtsvormen merkt op dat als nadere beoordeling uitwijst dat het gebruik maken van de Transparenzoption invloed heeft op de Nederlandse belastingheffing van het betreffende Sondervermögen de kennisgroep daarop in zal gaan in een apart standpunt. In dat geval zal de Kennisgroep dividendbelasting en bronbelasting daar eveneens in een apart standpunt op ingaan.

Opbrengstgerechtigdheid Sondervermögen voor de dividendbelasting

Het standpunt van de Kennisgroep belastingplicht en kwalificatie rechtsvormen heeft de volgende gevolgen voor de dividendbelasting.

In Duitsland gevestigd Sondervermögen met meerdere participanten

Een Sondervermögen met meerdere participanten kwalificeert als fgr, als wordt voldaan aan de voorwaarden van een fgr. Dit betekent dat een in Duitsland gevestigd Sondervermögen kwalificeert als opbrengstgerechtigde voor de Wet DB 1965 op grond van artikel 1, dertiende lid, onderdeel a, Wet DB 1965 (wettekst vanaf 1 januari 2025). 

In Duitsland gevestigd Sondervermögen met één participant

Tot 1 januari 2025 is een Sondervermögen met één participant op grond van recht/jurisprudentie transparant en wordt de participant aangemerkt als opbrengstgerechtigde. Deze kan onder voorwaarden in aanmerking komen voor een vrijstelling of teruggaaf van dividendbelasting op basis van artikel 4a of artikel 10 Wet DB 1965, als deze objectief vergelijkbaar is met een inwoner van Nederland die niet is onderworpen aan vennootschapsbelasting.

Met ingang van 1 januari 2025 wordt een Sondervermögen met één participant als niet transparant lichaam aangemerkt. Dit betekent dat met ingang van deze datum niet langer de participant, maar een Sondervermögen als opbrengstgerechtigde wordt aangemerkt op grond van artikel 1, dertiende lid, onderdeel b, 2º, Wet DB 1965 (wettekst vanaf 1 januari 2025). Een dergelijk Sondervermögen is een niet-vergelijkbare rechtsvorm waarvoor in casu de symmetrische methode van toepassing is. Daardoor is de fiscale regelgeving van Duitsland leidend voor de kwalificatie voor Nederlandse belastingdoeleinden. Duitsland behandelt een Sondervermögen met slechts één participant als een aan de Körperschaftsteuer onderworpen lichaam. Een dergelijk Sondervermögen is dus niet transparant en dus de gerechtigde in de zin van artikel 1 Wet DB voor wat betreft de opbrengsten die zij ontvangt.

Een Sondervermögen met één participant voldoet niet aan de voorwaarden van artikel 4a, eerste lid, onderdeel b resp. artikel 10, tweede lid, Wet DB 1965. In deze artikelen zijn de voorwaarden gesteld dat een Sondervermögen in Duitsland niet aan een belastingheffing naar de winst mag zijn onderworpen en dat een Sondervermögen ook niet aan heffing van vennootschapsbelasting zou zijn onderworpen als zij in Nederland zou zijn gevestigd. Een Sondervermögen met één participant wordt in Duitsland wel aan een belastingheffing naar de winst onderworpen. Daarnaast zou een Sondervermögen, als deze in Nederland zou zijn gevestigd, doorgaans zijn onderworpen aan de heffing van vennootschapsbelasting op basis van artikel 2, eerste lid, onderdeel h, Wet Vpb 1969 (wettekst vanaf 1 januari 2025).

Deel deze pagina