Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:032:2022:5 Verzoek artikel 14b, derde lid, Wet Vpb 1969 nadat aanslag onherroepelijk vaststaat

Aanleiding

In 2017 vindt een juridische fusie plaats tussen M BV (verkrijger) en D BV (verdwijner). D BV beschikte ten tijde van de juridische fusie over voorwaarts te verrekenen verliezen. In de ingediende aangiftes is een geruisloze fusie het uitgangspunt geweest. Er wordt geen verzoek gedaan op grond van artikel 14b, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb 1969). De aanslagen vennootschapsbelasting 2017 van zowel M BV en D BV zijn geautomatiseerd opgelegd en staan onherroepelijk vast. Bij de aanslagregeling over een later jaar wil belastingplichtige de verliezen van D BV verrekenen.

Vraag

Kan, als de aanslagen van M BV en D BV onherroepelijk vaststaan, alsnog een verzoek op grond van artikel 14b, derde lid, Wet Vpb 1969 worden ingediend, zodat M BV in de plaats treedt van D BV ten aanzien van de voorwaarts te verrekenen verliezen?

Antwoord

Nee, het is niet mogelijk om alsnog een verzoek op grond van artikel 14b, derde lid, Wet Vpb 1969 in te dienen.

Beschouwing

De aanspraak op voorwaartse verrekening van verliezen is onvoldoende objectgebonden (hoofdregel), zie paragraaf 5.1 van het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 12 augustus 2022, nr. 2022-188642, Stcrt. 2022, 22286 (hierna: Besluit juridische fusie). Daarin wordt – als uitzondering op de hoofdregel – goedgekeurd dat de verkrijgende rechtspersoon voor onder andere verliezen in de plaats treedt van de verdwijnende rechtspersoon, als de juridische fusie plaatsvindt met toepassing van artikel 14b, derde lid, Wet Vpb 1969 of met toepassing van paragraaf 8 van het Besluit juridische fusie.

Een verzoek op grond van artikel 14b, derde lid, Wet Vpb 1969 dient ingevolge de wettekst voorafgaand aan de fusie te worden ingediend. Paragraaf 8 van het Besluit juridische fusie bevat een regeling voor te laat ingediende verzoeken. Hieraan zijn in paragraaf 8.2 van het Besluit juridische fusie voorwaarden gesteld. Een van die voorwaarden is dat de overdracht van de onderneming bij de verdwijnende of verkrijgende rechtspersoon niet heeft geleid tot een onherroepelijk vaststaande aanslag, waarbij een belaste overdracht uitgangspunt is geweest.

In casu is sprake van een onherroepelijk vaststaande aanslag bij zowel de verkrijger als de verdwijner. Er is geen verzoek gedaan op grond van artikel 14b, derde lid, Wet Vpb 1969 en er kan geen beroep worden gedaan op de goedkeuring voor te laat ingediende verzoeken (paragraaf 8 van het Besluit juridische fusie), omdat sprake is van onherroepelijk vaststaande aanslagen. Dat het Besluit juridische fusie spreekt over “waarbij een belaste overdracht uitgangspunt is geweest” moet gezien de context van genoemde paragraaf zo worden gelezen dat de besluitgever de goedkeuring alleen van toepassing heeft willen laten zijn in situaties waarbij een belaste overdracht uitgangspunt is geweest. De zinssnede kan dan ook niet worden opgevat als een versoepeling van de eis dat geen van de aanslagen onherroepelijk vaststaat. De conclusie is dus dat de verliezen zijn achtergebleven bij D BV en door de fusie teloor zijn gegaan.

Deel deze pagina

Op deze pagina