Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:032:2023:1 Faillissement binnen fiscale eenheid en bezitsvereiste

Aanleiding

Moedermaatschappij BV Y en dochtermaatschappij BV A vormen een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. BV A wordt door de rechtbank failliet verklaard en de rechtbank wijst een curator aan. Op het faillissement is het Nederlandse civiele recht van toepassing. Door de faillietverklaring verliest BV A de beheers- en beschikkingsbevoegdheid over haar vermogen. Deze bevoegdheden gaan over naar de curator.

Vraag

Leiden het faillissement van BV A en het aanstellen van de curator bij BV A ertoe dat niet langer aan het bezitsvereiste van artikel 15, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb 1969) is voldaan?

Antwoord

Nee, de faillietverklaring en de toewijzing van een curator door de rechtbank leiden er niet toe dat niet langer wordt voldaan aan het bezitsvereiste van artikel 15, eerste lid, Wet Vpb 1969.

Beschouwing

  1. Een fiscale eenheid verbreekt op grond van artikel 15, tiende lid, onderdeel a, Wet Vpb 1969 indien niet langer aan de bij of krachtens dit artikel gestelde vereisten wordt voldaan. In dit geval gaat het om de vraag of door de faillietverklaring en het aanstellen van de curator nog wordt voldaan aan het bezitsvereiste als bedoeld in artikel 15, eerste lid, Wet Vpb 1969.
  1. Ingevolge artikel 15aa, eerste lid, onderdeel c, Wet Vpb 1969 is het ontvoegingstijdstip het tijdstip waarop de fiscale eenheid ten aanzien van een belastingplichtige wordt beëindigd, anders dan door ontbinding en vereffening van een dochtermaatschappij. Ontbinding van een (gevoegde) dochtermaatschappij en de vereffening van het vermogen van die maatschappij leiden er dus toe dat sprake is van de beëindiging van de fiscale eenheid ten aanzien van die maatschappij. Er is alleen geen sprake van een ontvoegingstijdstip.
  1. In casu is echter (nog) geen sprake van ontbinding en vereffening, maar alleen nog van een faillietverklaring en het aanstellen van een curator. Een rechtspersoon wordt – voor zover hier van belang – echter pas ontbonden na faillietverklaring door hetzij opheffing van het faillissement wegens de toestand van de boedel, hetzij door insolventie (artikel 2:19, eerste lid, van het Burgerlijke Wetboek).

    Door de faillietverklaring verliest BV A van rechtswege de beschikking en het beheer over het tot het faillissement behorend vermogen (artikel 23 van de Faillissementswet). De curator is belast met het beheer en de vereffening van de failliete boedel (artikel 68 van de Faillissementswet).
  1. In de parlementaire geschiedenis is het volgende gezegd over de situatie waarin een dochtermaatschappij binnen een fiscale eenheid failliet gaat (Kamerstukken II 1999/00, 26854, nr. 3, p. 23):

“In het geval dat een dochtermaatschappij binnen een fiscale eenheid failliet gaat, blijft de dochtermaatschappij deel uitmaken van de fiscale eenheid totdat de dochtermaatschappij is ontbonden en vereffend. De fiscale eenheid wordt dus niet verbroken door een faillissement van een maatschappij die deel uitmaakt van de fiscale eenheid.”

  1. De wetgever heeft met deze uitlating laten blijken dat bij een  faillissement, ondanks het in dat geval altijd overgaan van de beheers- en beschikkingsbevoegdheid naar de curator, nog steeds aan het bezitsvereiste wordt voldaan (totdat sprake is van ontbinding en vereffening).
  1. Het voorgaande betekent dat de fiscale eenheid tussen BV Y en BV A niet van rechtswege verbreekt op grond van artikel 15, tiende lid, onderdeel a, Wet Vpb 1969, op het moment dat het faillissement door de rechtbank wordt uitgesproken en een curator wordt aangesteld.

Deel deze pagina

Op deze pagina