Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:040:2022:9 Locatie voor verhuur vervoermiddelen vaste inrichting

Samenvatting

De Kennisgroep IBR vpb & winst heeft de vraag beantwoord of stallingslocaties in combinatie met het ter beschikking stellen van vervoermiddelen door een buitenlandse onderneming, een vaste inrichting in Nederland vormen.

Aanleiding

Een buitenlandse onderneming heeft in en rondom een Nederlandse stad ruim 20 locaties aangewezen gekregen waar zij vervoermiddelen mag stallen welke door gebruikers, tegen vergoeding, daar meegenomen kunnen worden en na gebruik weer op een locatie ingeleverd kunnen worden.

Vraag

Heeft de buitenlandse onderneming in Nederland een vaste inrichting?

Antwoord

Ja, de buitenlandse onderneming heeft in Nederland een vaste inrichting of vaste inrichtingen.

Beschouwing

De buitenlandse belastingplicht sluit voor wat betreft het begrip vaste inrichting in artikel 3, vierde lid van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 aan bij de bepaling in het desbetreffende verdrag. In de onderhavige casus is de buitenlandse onderneming inwoner van een verdragsland met een bepaling omtrent de vaste inrichting overeenkomstig artikel 5 van het OESO-Modelverdrag.

Van een vaste inrichting is sprake indien de buitenlandse onderneming in Nederland haar ondernemingsactiviteit uitoefent, met behulp van een bedrijfsinrichting, op een vaste plaats en gedurende een voldoende lange periode.

Door de vervoermiddelen op de verschillende locaties tegen vergoeding ter beschikking te stellen is aan deze voorwaarden voldaan. De bedrijfsinrichting behoeft immers niet voor de onderneming ingericht te zijn.

“(…)A place of business may also exist where no premises are available or required for carrying on the business of the enterprise and it simply has a certain amount of space at its disposal (…).” 

Paragraaf 10 OESO-commentaar 2017 bij artikel 5 OESO-Modelverdrag.

Ten aanzien van het vereiste dat de ondernemingsactiviteit op een vaste plaats uitgeoefend moet worden, kan het volgende worden opgemerkt. In het OESO-commentaar is geen steun te vinden voor het standpunt dat een gehele stad als één vaste locatie gezien kan worden.

“Conversely, an area where activities are carried on as part of a single project which constitutes a coherent commercial whole may lack the necessary geographic coherence to be considered as a single place of business. (…)”

Paragraaf 25 OESO-commentaar 2017 bij artikel 5 OESO-Modelverdrag.

De verschillende locaties vormen dan even zovele vaste inrichtingen. In de aangifte die de buitenlandse belastingplichtige in Nederland doet worden de resultaten samengevoegd. De belastingplichtige doet jaarlijks slechts één aangifte.

Deel deze pagina

Op deze pagina