Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:040:2024:8 Toepassing van belastingverdrag op scheepvaartwinst uit verschillende ondernemingen

Aanleiding

X is een natuurlijk persoon woonachtig in een lidstaat van de Europese Unie waarmee Nederland een belastingverdrag heeft gesloten (verdragsland A).

X houdt belangen in scheepvaartondernemingen die tot eenzelfde concern behoren. De scheepvaartondernemingen exploiteren schepen die deelnemen aan het internationale verkeer. De belangen van X betreffen samenwerkingsverbanden en aandelen in vennootschappen die als beherend vennoot optreden van de samenwerkingsverbanden. De samenwerkingsverbanden zijn naar Nederlandse fiscale maatstaven transparant.

Binnen het concern zijn twee verschillende scheepvaartondernemingen te onderkennen. De ene scheepvaartonderneming wordt geleid vanuit Nederland. De andere scheepvaartonderneming wordt geleid vanuit verdragsland A en is aldaar aan een winstbelasting onderworpen.

X is voornemens het concern te herstructureren waarbij hij al zijn belangen wenst in te brengen in Y, een naar Nederlands recht opgerichte vennootschap die feitelijk wordt geleid vanuit Nederland. X houdt alle aandelen in Y. Na de herstructurering wordt de ene scheepvaartonderneming nog steeds vanuit Nederland geleid en de andere vanuit verdragsland A.

Vragen

  1. Hoe wordt onder artikel 8 van het belastingverdrag met staat A de heffingsbevoegdheid verdeeld over de aan Y toe te rekenen voordelen uit de exploitatie van schepen in het internationaal verkeer, indien deze deels worden verkregen uit een onderneming waarvan de leiding in Nederland is gelegen en voor het overige uit een onderneming waarvan de leiding in verdragsland A is gelegen?
  2. Hoe wordt onder artikel 13 van dit belastingverdrag de heffingsbevoegdheid tussen beide landen verdeeld over voordelen verkregen uit de vervreemding van de schepen?

Antwoorden

  1. Onder artikel 8 van het belastingverdrag met staat A zijn voordelen uit de exploitatie van schepen in het internationaal verkeer slechts belastbaar in de verdragsluitende staat waarin de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen. Omdat de plaats van de werkelijke leiding van de ene onderneming zich in Nederland bevindt en die van de andere in verdragsland A, heeft Nederland het exclusieve heffingsrecht over de winst die aan de vanuit Nederland geleide onderneming kan worden toegerekend en verdragsland A heeft het exclusieve heffingsrecht over de winst die aan de vanuit staat A geleide onderneming kan worden toegerekend.
  2. Dezelfde verdeling van de heffingsbevoegdheid geldt voor de voordelen verkregen uit de vervreemding van schepen onder artikel 13 van dit belastingverdrag.

Beschouwing

De artikelen 8 en 13 van het belastingverdrag met staat A zijn gelijk aan die van het OESO-modelverdrag. In het antwoord wordt onderscheid gemaakt tussen het OESO-modelverdrag tot en vanaf 21 november 2017.

OESO-modelverdrag 1992-2017

Artikel 8, eerste lid, OESO-modelverdrag 1992-2017 regelt de verdeling van de heffingsbevoegdheid over de exploitatievoordelen van schepen in het internationaal verkeer (scheepvaartartikel) en luidt als volgt:

“Profits from the operation of ships or aircraft in international traffic shall be taxable only in the Contracting State in which the place of effective management of the enterprise is situated.”

Artikel 13, derde lid, OESO-modelverdrag 1992-2017 regelt de verdeling van de heffingsbevoegdheid over de vermogenswinsten die met in het internationaal verkeer geëxploiteerde schepen worden behaald (vermogenswinstartikel). De bepaling luidt voor zover van belang als volgt:

Gains from the alienation of ships or aircraft operated in international traffic (…) shall be taxable only in the Contracting State in which the place of effective management of the enterprise is situated.

Het OESO-commentaar op het scheepvaart- en vermogenswinstartikel bespreekt niet de aan de orde zijnde situatie waarbij in de ene verdragsluitende staat een onderneming wordt uitgeoefend waarvan de leiding zich in die staat bevindt, terwijl ook in de andere verdragsluitende staat een onderneming wordt uitgeoefend waarvan de leiding zich in die andere staat bevindt.

Op basis van de grammaticale interpretatiemethode dient evenwel voor zowel het scheepvaart- als het vermogenswinstartikel te worden aangenomen dat de verdeling van de heffingsbevoegdheid beoordeeld moet worden aan de hand van de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming. In het onderhavige geval wordt zowel een onderneming vanuit Nederland geleid als een onderneming vanuit verdragsland A geleid. In dat geval is Nederland exclusief heffingsbevoegd over de exploitatievoordelen die toerekenbaar zijn aan de onderneming waarvan de werkelijke leiding zich in Nederland bevindt en is verdragsland A exclusief heffingsbevoegd over de exploitatievoordelen die toerekenbaar zijn aan de onderneming waarvan de werkelijke leiding in staat A is gelegen.

Op dezelfde wijze wordt tussen beide landen de heffingsbevoegdheid over de vervreemdingsvoordelen verdeeld.

OESO-modelverdrag 2017

Met ingang van 21 november 2017 is de tekst van beide artikelen gewijzigd.

Art. 8, eerste lid, OESO-modelverdrag 2017 luidt:

Profits of an enterprise of a Contracting State from the operation of ships or aircraft in international traffic shall be taxable only in that State.

Art. 13, derde lid, OESO-modelverdrag 2017 luidt:

Gains that an enterprise of a Contracting State that operates ships or aircraft in international traffic derives from the alienation of such ships or aircraft, or of movable property pertaining to the operation of such ships or aircraft, shall be taxable only in that State.

Onder de huidige tekst wordt het heffingsrecht toegewezen op basis van de plaats van de onderneming en niet langer op basis van de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming.
Voor het antwoord op beide hierboven behandelde vragen maakt dat geen verschil.

Deel deze pagina