Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:041:2023:6 Artikel 10ea UBLB en einde looptijd 30%-regeling

Aanleiding

Een persoon is werknemer bij een inhoudingsplichtige en maakt gebruik van de 30%-regeling. De looptijd van de 30%-beschikking eindigt op 20 maart. De tewerkstelling van de werknemer loopt na 20 maart door. De loonbetaling van maart vindt plaats op 24 maart.

Vragen

  1. Is de 30%-regeling van toepassing als de looptijd van de 30%-regeling eindigt op 20 maart en de loonbetaling plaatsvindt op 24 maart?
  2. Is de 30%-regeling van toepassing als de looptijd van de 30%-regeling eindigt op 25 maart en de loonbetaling plaatsvindt op de 24 maart?

Antwoorden

  1. Nee, de 30%-regeling kan ter zake van de loonbetaling van maart niet toegepast worden. In artikel 10ea Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (hierna: UBLB 1965) is bepaald dat het loon moet zijn genoten tijdens de looptijd van de bewijsregel. Het genietingsmoment genoemd in de casus ligt na het einde van de looptijd.
  2. Ja, de 30%-regeling kan ter zake van de loonbetaling van maart toegepast worden. Het loon wordt genoten tijdens de looptijd van de bewijsregel. De bewijsregel is echter alleen van toepassing op loon genoten gedurende de looptijd van de 30%-regeling. Op het loon dat ziet op de dagen na de 25e van die maand is de bewijsregel niet van toepassing.

Beschouwing

Op grond van artikel 10ea UBLB 1965 behoort tot de grondslag van de 30%-regeling (kortweg) het loon dat is genoten gedurende de looptijd van de 30%-regeling. Als loon uitbetaald wordt na het einde van de looptijd behoort dit loon niet tot de grondslag.
Als loon uitbetaald wordt voor het einde van looptijd, dan behoort enkel het loon ter zake van de werkzaamheden tot het einde van de looptijd tot de grondslag. Dat is het loon dat is genoten tijdens de looptijd van de bewijsregel.

Als bijvoorbeeld een werknemer een maandloon heeft en op enig moment in die maand loopt de looptijd van de 30%-regeling af, dan blijft voor deze persoon sprake van een loontijdvak van een maand. De maandtabel is van toepassing.

Stel de 30%-beschikking eindigt op 25 maart en de werknemer ontvangt op 24 maart zijn loon.
Het loon over maart, dat de werknemer op 24 maart ontvangt (dus binnen de looptijd van de beschikking), moet worden toegerekend aan de werkzaamheden vóór en vanaf de einddatum van de beschikking. Enkel het loon dat ziet op de dagen vóór de einddatum van de looptijd van de 30%-regeling behoort tot de grondslag. Dit is het loon ter zake van het verblijf buiten het land van herkomst gedurende ten hoogste vijf jaar in de zin van artikel 31, achtste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB 1964), artikel 10ea, eerste lid, onderdeel a, UBLB 1965 en artikel 10ec, eerste lid, UBLB 1965.

Indien en voor zover het loon niet specifiek toe te rekenen valt, mag een breuk op het loon toegepast worden. Die breuk doet recht doen aan de toerekening van het loon. De toerekening kan dan plaatsvinden op basis van het herleidingsvoorschrift voor de loontijdvakken van artikel 25 Wet LB 1964.
De specifieke feiten en omstandigheden kunnen aanleiding geven tot een andere toerekening.

Deel deze pagina

Op deze pagina