KG:041:2023:9 Eenmalige uitkering uit death-benefit-regeling Verenigd Koninkrijk
Publicatiedatum 12-10-2023, 12:13 | Laatste update 12-10-2023, 12:13 |
Aanleiding
A, inwoner van Nederland, ontvangt een uitkering ter zake van het overlijden van een familielid die in het Verenigd Koninkrijk werkte als werknemer voor een Britse werkgever. De uitkering betreft een eenmalige overlijdensuitkering (death benefit) uit de Britse pensioenregeling van de overledene. A valt buiten de kring van begunstigden van een nabestaandenpensioen. De pensioenregeling uit het Verenigd Koninkrijk is een pensioenregeling in de zin van artikel 1.7, tweede lid, onderdeel c, van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001). Het pensioen is in het Verenigd Koninkrijk fiscaal gefaciliteerd opgebouwd.
Vragen
- Is de eenmalige overlijdensuitkering die A ontvangt ten gevolge van het overlijden van een in het Verenigd Koninkrijk werkzaam familielid uit een Britse pensioenregeling in Nederland belastbaar inkomen?
- Heeft Nederland het heffingsrecht over de uitkering op grond van het belastingverdrag Nederland – Verenigd Koninkrijk 2008 (hierna: Verdrag NL-VK)?
Antwoorden
- De eenmalige overlijdensuitkering (restbegunstiging) uit een Britse pensioenregeling, die aan te merken is als een pensioenregeling in de zin van artikel 1.7, tweede lid, onderdeel c, Wet IB 2001, is op grond van artikel 3.82, onderdeel b, Wet IB 2001 belastbaar loon.
- Op grond van artikel 14 van het Verdrag NL-VK heeft het Verenigd Koninkrijk het heffingsrecht over de overlijdensuitkering omdat sprake is van een restbegunstiging en het pensioen door de overledene in het Verenigd Koninkrijk fiscaal gefaciliteerd is opgebouwd (vergelijk Hoge Raad, 13 mei 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ0451). Er bestaat recht op een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting (vrijstellingsmethode met progressievoorbehoud).
Beschouwing
Nationale wetgeving
De overlijdensuitkering vloeit voort uit de pensioenregeling die de overledene had bij een Britse werkgever. De pensioenregeling uit het Verenigd Koninkrijk is aan te merken als een regeling van een andere mogendheid, die volgens de belastingwetten van dat land, welke naar aard en strekking overeenkomen met de Nederlandse loonbelasting of de inkomstenbelasting, als een pensioenregeling wordt beschouwd (artikel 1.7, tweede lid, onderdeel c, Wet IB 2001). In artikel 3.82, onderdeel b, Wet IB 2001 is geregeld dat uitkeringen uit buitenlandse pensioenregelingen in de Nederlandse belastingheffing worden betrokken, behoudens voor zover aannemelijk is dat over de aanspraken ingevolge de pensioenregeling een heffing naar het inkomen heeft plaatsgevonden die naar aard en strekking overeenkomt met de loonbelasting of de inkomstenbelasting. Het pensioen van de overledene is volledig fiscaal gefaciliteerd opgebouwd gedurende de periode dat de overledene als werknemer gewerkt heeft in het Verenigd Konikrijk. De eenmalige overlijdensuitkering is dan op grond van artikel 3.82, onderdeel b, Wet IB 2001 belastbaar loon, ook als de uitkering aan een familielid wordt uitgekeerd.
Belastingverdrag
Nu geconstateerd is dat sprake is van belastbaar loon is nog relevant welk land op grond van het Verdrag NL-VK het heffingsrecht heeft over de eenmalige overlijdensuitkering. De ontvanger van de overlijdensuitkering woont in Nederland en het pensioen is opgebouwd ter zake van in het Verenigd Koninkrijk verrichte werkzaamheden en aldaar fiscaal gefaciliteerd opgebouwd.
De eenmalige overlijdensuitkering is een zogenoemde restbegunstiging. De uitkering komt toe aan een erfgenaam, die niet tot de kring der verzorgden hoort, en vloeit voort uit een pensioenregeling waarvan de premies in de opbouwfase in het Verenigd Koninkrijk fiscaal gefaciliteerd zijn. De restbegunstiging voorkomt dat een verzekerde uitkering aan de verzekeringsmaatschappij of pensioenverzekering vervalt, omdat geen begunstigde in leven is die wel tot de kring der verzorgden behoort. De Hoge Raad (13 mei 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ0451) heeft beslist dat voor de toepassing van het belastingverdrag Nederland – Duitsland 1959 een uitkering ten gevolge van een restbegunstiging niet onder het pensioenartikel valt, maar onder het artikel voor niet-zelfstandige arbeid. De restbegunstiging kan niet gekwalificeerd worden als pensioen of als andere uitkering zoals bedoeld in artikel 12, eerste lid, Belastingverdrag Nederland – Duitsland 1959. Dus zelfs niet als een op geld waardeerbaar voordeel ter zake van een vroegere dienstbetrekking. Dit arrest is overeenkomstig van toepassing voor de uitleg van het Verdrag NL-VK.
Artikel 14 van het Verdrag NL-VK is van toepassing op de eenmalige overlijdensuitkering. Op grond van dit artikel komt het heffingsrecht over de uitkering toe aan het Verenigd Koninkrijk, omdat de dienstbetrekking aldaar is vervuld. Er bestaat recht op een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. De vrijstellingsmethode met progressievoorbehoud is van toepassing (art. 21, tweede lid, Verdrag NL-VK).