Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:041:2024:12 30%-regeling, jaarlijkse keuze, keuzemoment en herziening

Aanleiding

A voldoet aan de voorwaarden om aangemerkt te worden als ingekomen werknemer. De aanvang van de tewerkstelling vond plaats op 1 januari 2023. Het verzoek om toepassing van de bewijsregel is gedaan op 1 maart 2023. De beschikking voor de toepassing van de bewijsregel wordt afgegeven op 1 juni 2023. De inhoudingsplichtige hanteert loontijdvakken van een maand.

Vragen

  1. In welke loontijdvak moet de keuze, bedoeld in art. 31a, zeventiende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB 1964) worden gemaakt?
  2. Kan een eenmaal gemaakte keuze door middel van een correctiebericht worden herzien?

Antwoorden

  1. De keuze voor de toepassing van de 30%-regeling moet worden gemaakt ter zake van het eerste loontijdvak van ieder kalenderjaar waarin de werknemer aan de voorwaarden voor de 30%-regeling voldoet en hem een vergoeding voor extraterritoriale kosten wordt toegekend. Op deze regel bestaat op grond van artikel 31a, achttiende lid, Wet LB 1964 een uitzondering voor de eerste 4 maanden van de tewerkstelling als binnen deze vier maanden een verzoek tot toepassing van of voortgezette toepassing van de 30%-regeling wordt gedaan. Na deze periode moet een keuze worden gemaakt die geldt voor de rest van het kalenderjaar. De keuze moet in casu gemaakt worden ter zake van de maand mei 2023. In de maanden januari tot en met april 2023 kan maandelijks een keuze worden gemaakt.
  2. Nee, een gemaakte keuze kan niet worden herzien door middel van een correctiebericht

Beschouwing

Beschouw vraag 1

Met ingang van het jaar 2023 moet op grond van artikel 31a, zeventiende lid, Wet LB 1964, jaarlijks worden gekozen voor het al dan niet toepassen van de bewijsregel van artikel 31a, achtste of negende lid, Wet LB 1964 (de 30%-regeling). In de praktijk komt dit neer op een keuze tussen het toepassen van de 30%-regeling en het vergoeden van de werkelijk gemaakte extraterritoriale kosten.

De keuze voor het toepassen van de 30%-regeling moet worden gemaakt ter zake van het eerste loontijdvak van ieder kalenderjaar waarin de werknemer aan de voorwaarden van de 30%-regeling voldoet en hem een vergoeding voor extraterritoriale kosten wordt toegekend (deze vergoeding kan de vorm hebben van een 30%-vergoeding, maar ook de vorm van een vergoeding van de werkelijke extraterritoriale kosten). Op grond van artikel 31a, achttiende lid, Wet LB 1964, geldt een uitzondering op de verplichte keuze voor de eerste vier maanden na aanvang van de tewerkstelling indien binnen deze vier maanden een verzoek tot toepassing of voortgezette toepassing van de 30%-regeling wordt gedaan. Na deze periode dient een keuze te worden gemaakt die geldt voor de rest van het kalenderjaar.

In casu vangt de tewerkstelling van A voor zijn Nederlandse werkgever aan op 1 januari 2023. Het verzoek om toepassing van de bewijsregel wordt gedaan op 1 maart 2023. Dat is binnen de termijn van vier maanden genoemd in artikel 10ei, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (hierna: UBLB 1965). Dat maakt dat de 30%-regeling mag worden toegepast vanaf 1 januari 2023. De termijn van vier maanden loopt af op 1 mei 2023. De keuze, bedoeld in het zeventiende lid van artikel 31a Wet LB 1964 moet (uitgaande van loontijdvakken van een maand) worden gemaakt ter zake van het loontijdvak mei 2023 en geldt dan voor de rest van het jaar. In de maanden januari tot en met april kan per loontijdvak worden gekozen voor toepassing van de 30%-regeling of voor het vergoeden van de werkelijke extraterritoriale kosten.

Uit voorbeeld 2 in de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2022/23, 36202, nr. 3, p. 106) blijkt dat het moment van de bindende keuze kan liggen voor het moment dat de 30%-beschikking wordt afgegeven. Dit valt ook af te leiden uit het antwoord op een vraag van de NOB in de Nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2022/23, 36202, nr. 21, p. 69) en is in lijn met vraag 38, van het Besluit: Loonheffingen, extraterritoriale werknemers; 30%-regeling en Besluit correctie 30%-regeling waarin wordt aangegeven dat de 30%-regeling vooruitlopend op de beschikking kan worden toegepast door een inhoudingsplichtige.

Uit hetzelfde voorbeeld valt af te leiden dat indien de 30%-beschikking wordt aangevraagd buiten de termijn van 4 maanden na aanvang van de tewerkstelling, het moment van de bindende keuze wordt bepaald op het moment van aanvraag van de beschikking. Voor de toepassing van artikel 31a, zeventiende lid, Wet LB 1964 wordt voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van de 30%-regeling op het moment dat de 30%-beschikking wordt aangevraagd. Met ingang van het volgende tijdvak moet de keuze worden gemaakt.

Beschouw vraag 2

In casu ligt het verplichte keuzemoment (1 mei) vóór het moment dat de 30%-beschikking wordt afgegeven (1 juni). Hoewel de 30%-regeling gedurende het aanvraagproces mag worden toegepast, kiezen veel inhoudingsplichtigen er veiligheidshalve voor om vooruitlopend op de afgifte van de 30%-beschikking de werkelijke extraterritoriale kosten te vergoeden. In casu zal de inhoudingsplichtige er in dat geval in de maand mei voor kiezen om de werkelijke extraterritoriale kosten te vergoeden. Geldt deze keuze dan voor de rest van het kalenderjaar, of kan deze keuze na ontvangst van de 30%-beschikking worden herzien doormiddel van een correctiebericht?

Nee dat kan niet, de gemaakte keuze is voor het betreffende kalenderjaar definitief.

Volgens de memorie van toelichting is de doelstelling van art. 31a, zeventiende lid Wet LB 1964, dat door de keuze per kalenderjaar slechts één van beide regelingen van toepassing kan zijn. Óf de werkelijke extraterritoriale kosten worden vergoed óf de bewijsregel is van toepassing. De keuze wordt kenbaar gemaakt door voor het relevante loontijdvak de werkelijke extraterritoriale kosten te vergoeden dan wel de 30%-regeling toe te passen. De keuze geldt dan voor de rest van het kalenderjaar.

Om een aangifte te kunnen corrigeren door middel van een correctiebericht is vereist dat de te corrigeren aangifte onjuist of onvolledig was. Indien achteraf blijkt dat de gemaakte keuze voor de werknemer niet de meest gunstige keuze was, maakt dit niet dat sprake was van een onjuiste aangifte.

In het Besluit correctie 30%-regeling is voor een limitatief aantal situaties aangegeven dat corrigeren van een aangifte mogelijk is, ondanks dat de aangifte in strikte zin niet onjuist was. De onderhavige situatie is in dat besluit niet beschreven. De kennisgroep concludeert dat de gemaakte keuze niet door middel van een correctiebericht kan worden herzien. De gemaakte keuze is daardoor definitief voor de rest van het jaar. In het eerste tijdvak van het volgend kalenderjaar is er een nieuw keuzemoment.

Deel deze pagina

Op deze pagina