Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:051:2022:5 Eigenwoningschuld, tijdelijk niet meer voldoen aan voorwaarden kwalificatie eigenwoningschuld en vervolgens weer wel

Aanleiding

Een belastingplichtige heeft een eigen woning met een eigenwoningschuld onder het huidige recht (artikel 3.119a van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001)). Na een aantal jaar maakt de belastingplichtige de schuld aflossingsvrij. Na vijf jaar zet de belastingplichtige de schuld weer om in een annuïtaire schuld.

Vraag

Kwalificeert de schuld na omzetting in een annuïtaire schuld weer als eigenwoningschuld, die voldoet aan de voorwaarden van artikel 3.119a Wet IB 2001?

Antwoord

Ja, onder voorwaarden.

Beschouwing

Op grond van artikel 3.119a, eerste lid, Wet IB 2001 is alleen sprake van een eigenwoningschuld, als:

  1. de schuld is aangegaan in verband met de eigen woning;
  2. een contractuele verplichting geldt tot het gedurende de looptijd ten minste annuïtair en in ten hoogste 360 maanden volledig aflossen;
  3. aan die verplichting tot aflossing (aflossingseis) wordt voldaan; en
  4. aan de voorwaarde van de informatieplicht wordt voldaan voor schulden bij niet-administratieplichtigen.

(Kamerstukken II 2012/13, 33405, nr. 3, p. 20)

Vanaf het moment dat de eigenwoningschuld onder het huidige recht wordt omgezet in een aflossingsvrije schuld voldoet de schuld van de belastingplichtige niet meer aan de voorwaarden voor kwalificatie van eigenwoningschuld, aangezien niet meer wordt voldaan aan de contractuele aflossingsverplichting. De schuld valt vanaf dat moment in box 3.

Let op: voor het vervolg van deze beschouwing wordt ervan uitgegaan dat op het moment dat de aflossingsvrije schuld wordt omgezet in een annuïtaire schuld de huidige regelgeving nog steeds van toepassing is.

Een schuld die niet kwalificeert als eigenwoningschuld, omdat niet wordt voldaan aan de contractuele aflossingsverplichting, kan worden vervangen of omgezet in een schuld die wél daaraan voldoet. Uiteraard moet dan ook nog steeds aan de overige voorwaarden van artikel 3.119a, eerste lid, Wet IB 2001 worden voldaan. Artikel 3.119c, achtste lid, Wet IB 2001 is in dit geval van toepassing. Dit artikel ziet namelijk op de situatie dat een bestaande schuld die niet kwalificeert als eigenwoningschuld en dat op een later moment wél gaat doen. Het kan ook voorkomen dat eenzelfde schuld aanvankelijk kwalificeert als eigenwoningschuld, daarna tijdelijk niet meer aan de voorwaarden voor kwalificatie van eigenwoningschuld voldoet en later weer wél (Kamerstukken II 2013/14, 33950, nr. 3, p. 2 en 4-5). In het geval van de belastingplichtige is hier sprake van.

Voor de toepassing van de aflossingsformule geldt dat het aflossingsschema voor de (opnieuw) kwalificerende schuld moet worden gebaseerd op de rentevoet op het moment dat de bestaande schuld opnieuw kwalificeert als eigenwoningschuld (artikel 3.119c, derde lid, onderdeel b, juncto achtste lid, Wet IB 2001). Ten aanzien van de verstreken looptijd geldt op grond van artikel 3.119c, derde lid, onderdeel d, Wet IB 2001, dat als looptijd van de opnieuw kwalificerende schuld moet worden gehanteerd de nog resterende looptijd van de totale maximale looptijd van 360 maanden van de voorgaande schuld in maanden op het laatste moment dat de schuld kwalificeerde als eigenwoningschuld. (Kamerstukken II 2013/14, 33950, nr. 3, p. 5).

Deel deze pagina

Op deze pagina