Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:051:2023:4 Garage als aanhorigheid van de eigen woning

Aanleiding

De belastingplichtige heeft van de vorige eigenaar een woning en een garage gekocht. De woning is een eigen woning. De garage ligt op ongeveer 70 meter afstand van de woning en ligt in een andere straat dan de woning. Tussen de woning en de garage liggen andere woningen. De garage ligt in een blok van een aantal garages dat aangrenzend aan een blok van een aantal woningen ligt. De woning en garage zijn in dezelfde bouwstijl en in hetzelfde bouwjaar gebouwd. In dezelfde wijk staan ook blokken met garages die in dezelfde bouwstijl zijn gebouwd maar niet direct aan een blok van woningen grenzen maar als apart blok haaks staan op de straat van de woningen of aan de overzijde van de woningen zijn gelegen.  

Vraag

Is de garage een aanhorigheid van de eigen woning?    

Antwoord

Ja. De afstand tussen de woning en de garage, de bereikbaarheid van de garage vanuit de woning en de bouwkundige eenheid tussen de woning en de garage binnen de wijk zijn zodanig dat de garage een aanhorigheid van de eigen woning is. Hoewel de woning niet in hetzelfde blok is gelegen als de garage, is de ligging van de woning en de garage ten opzichte van elkaar ook niet iets toevalligs of willekeurigs.

Beschouwing

In artikel 3.111, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) is bepaald dat onder een eigen woning wordt verstaan een gebouw met de daartoe behorende aanhorigheden. De Wet IB 2001 kent geen (eigen) definitie van het begrip aanhorigheid. Het begrip aanhorigheid is onder andere ontleend aan de Wet op de Personele belasting 1950. De jurisprudentie die is gewezen onder de toepassing van deze wet is van belang voor de uitleg van het begrip aanhorigheden in de Wet IB 2001.

Om te kunnen spreken van een aanhorigheid van de eigen woning is van belang dat de bebouwde of onbebouwde onroerende zaak:

  • behoort bij de woning;
  • daarbij in gebruik is; en
  • daaraan dienstbaar is.

(HR 16 juli 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC5412, BNB 1993/281)

Dat de garage in gebruik is bij en dienstbaar is aan de woning is in de voorgelegde situatie geen punt van discussie; wel of de garage behoort bij de woning.   

Voor de beantwoording van de vraag of een garage een aanhorigheid is, zijn diverse omstandigheden van belang, zoals:

  • de afstand tussen de woning en de garage;
  • de bouwkundige situatie, waarbij met name een rol kan spelen of de garage met de woning in een bouwblok of in hetzelfde wooncomplex is gelegen; en
  • de bereikbaarheid van de garage vanuit de woning of vanaf de daarbij behorende grond.

(HR 8 juli 1980, ECLI:NL:HR:1980:AW9935, BNB 1980/239)

Deze omstandigheden moeten in onderling verband met elkaar worden bezien. Het is dus afhankelijk van de feiten en omstandigheden of een garage een aanhorigheid is.

Afstand tussen de woning en de garage

Een garage op een afstand van 100 meter van de woning sluit niet uit dat deze een aanhorigheid van die woning kan zijn, omdat de afstand tussen de woning en de garage (slechts) een van de omstandigheden is die van belang zijn voor de vraag of de garage een aanhorigheid van de woning is.

(HR 8 juli 1980, ECLI:NL:HR:1980:AW9935, BNB 1980/239)

Bereikbaarheid van de garage

Dat de garage afgezonderd staat van de woning en slechts via een openbare straat bereikbaar is, hoeft geen beletsel te zijn om een aanhorigheid te zijn. Dat is anders als dit toevallig of willekeurig is. Het is bijvoorbeeld niet toevallig of willekeurig als die ligging normaal en gebruikelijk en in overeenstemming met de planologische opzet van nieuwe wijken is of daarbij economische, esthetische dan wel andere motieven een rol spelen. Ook is van belang of uit het spraakgebruik blijkt dat de garage bestemd is om bij de woning te worden gebruikt. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit hoe het perceel wordt aangeduid (als een woning met garage).

(HR 13 juni 1962, ECLI:NL:HR:1962:AX8074, BNB 1962/259)

In dit kader kan ook worden verwezen naar Hof Den Haag 14 april 1961, ECLI:NL:GHSGR:1961:AX8262, BNB 1961/370, waarbij sprake was van een garage gelegen aan de overkant van een flatgebouw die als aanhorigheid van de eigen woning werd aangemerkt.

In Hof Amsterdam 13 oktober 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:2935, is geoordeeld dat een garage die op 50 meter of meer afstand van de woning én in een andere straat dan de woning was gelegen, niet als aanhorigheid kon worden aangemerkt. Ook hier geldt dat de afstand tussen de woning en de garage slechts een van de omstandigheden is die van belang zijn voor de vraag of de garage een aanhorigheid van de woning is. Andere omstandigheden, zoals de bouwkundige situatie tussen de woning en de garage, kunnen meebrengen dat de garage niet als aanhorigheid van de woning wordt aangemerkt.

Van dezelfde eigenaar

In de voorgelegde situatie zijn de woning en de garage van dezelfde eigenaar gekocht, maar als de garage van een andere eigenaar was gekocht, zou dit in dit geval ook een aanhorigheid van de woning zijn.

Deel deze pagina

Op deze pagina