KG:051:2023:7 Eigen woning en begrip tijdelijk bij uitzending naar het buitenland
Publicatiedatum 11-07-2023, 9:13 | Laatste update 11-07-2023, 9:13 |
Aanleiding
Een man en een vrouw hebben een eigen woning die ten minste een jaar als hoofdverblijf ter beschikking heeft gestaan. De man wordt voor zijn werk uitgezonden naar het buitenland en zijn vrouw gaat met hem mee. Vastgesteld is dat de man en de vrouw vanaf het moment van uitzending hun hoofdverblijf in een huurwoning in het buitenland hebben. Ze hebben niet de intentie om terug te keren naar Nederland, tenzij de situatie in het land van uitzending onveilig wordt.
Vraag
Kan de woning in Nederland op basis van artikel 3.111, zesde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) als eigen woning aangemerkt blijven?
Antwoord
Nee. Als de woning leeg staat, omdat de man en de vrouw tijdelijk ergens anders wonen, wordt de leegstaande woning soms toch als eigen woning aangemerkt. Dit heet de uitzendregeling. Om gebruik te kunnen maken van de uitzendregeling moet het verblijf elders tijdelijk zijn. Omdat de man en de vrouw niet de intentie hebben om terug te keren naar de woning in Nederland, tenzij de situatie in het land van uitzending onveilig wordt, kan dit worden gelijkgesteld met een permanent verblijf elders. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat het land van uitzending op het moment van uitzending niet onveilig is.
Beschouwing
Op grond van artikel 3.111, eerste lid, Wet IB 2001 kan een woning een eigen woning zijn voor zover die woning de belastingplichtige of personen die behoren tot zijn huishouden anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat op grond van eigendom. Verder is vereist dat de belastingplichtige of zijn fiscale partner de voordelen van de woning geniet, de kosten en lasten op de belastingplichtige of zijn fiscale partner drukken en de waardeverandering de belastingplichtige of zijn fiscale partner grotendeels aangaat.
Hoofdverblijf
Een belastingplichtige kan slechts één woning hebben die hem anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat, dat wil zeggen één woning die voor hem als centrale levensplaats dient (Kamerstukken II 1998/99, 26727, nr. 3, p. 144). Naar omstandigheden moet worden beoordeeld wat iemands centrale levensplaats is.
Er is feitelijk vastgesteld dat de man en de vrouw na hun vertrek hun hoofdverblijf naar een woning in het buitenland hebben verplaatst. Hierdoor is na hun vertrek voor hun woning in Nederland geen sprake van een eigen woning op grond van artikel 3.111, eerste lid, Wet IB 2001.
Uitzendregeling
Als een belastingplichtige tijdelijk wordt uitgezonden, is zijn woning tijdelijk niet meer het hoofdverblijf. In dit geval kan de belastingplichtige de woning op verzoek als eigen woning blijven aanmerken, als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan.
Tijdelijk verblijf elders
De uitzendregeling is alleen van toepassing als het om een tijdelijk verblijf elders gaat. In de parlementaire geschiedenis is niet gedefinieerd wat onder tijdelijk moet worden verstaan. Als het verblijf elders een permanent karakter heeft, is de uitzendregeling in ieder geval niet van toepassing. Dit blijkt ook uit de uitspraak van Rechtbank ’s-Gravenhage van 28 april 2010, ECLI:NL:RBSGR:2010:BM6214.
De man en de vrouw hebben in de voorgelegde casus niet de intentie om terug te keren naar Nederland. Terugkeer zou wel plaats kunnen vinden uit veiligheidsoverwegingen. Hoewel het dus mogelijk is dat ze onder specifieke omstandigheden kunnen terugkeren, betekent dit niet dat hierdoor sprake is van een verblijf elders met tijdelijk karakter. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat het betreffende land van uitzending op het moment van uitzending niet onveilig is. Hierdoor kan geen gebruik worden gemaakt van de uitzendregeling op basis waarvan de woning in Nederland als eigen woning aangemerkt kan blijven.