KG:051:2024:10 Verhuisregeling voor woning in buitenland bij immigratie naar Nederland
Aanleiding
Een belastingplichtige is in 2022 geïmmigreerd naar Nederland. Voor die tijd had de belastingplichtige zijn hoofdverblijf in een eigen woning in het buitenland. Voor de verwerving van die eigen woning is hij vóór 1 januari 2013 een schuld aangegaan. De buitenlandse woning staat vanaf immigratie leeg. De belastingplichtige maakt aannemelijk dat de woning vanaf dat moment bestemd is voor verkoop.
Vraag
Is de verhuisregeling van artikel 3.111, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) van toepassing op de buitenlandse woning, zodat de belastingplichtige recht heeft op renteaftrek?
Antwoord
Ja.
Beschouwing
Artikel 3.111, tweede lid, Wet IB 2001 omvat de volgende cumulatieve voorwaarden:
- de woning moet leeg staan;
- de woning heeft de belastingplichtige in het kalenderjaar of in een van de voorafgaande drie jaren als eigen woning als bedoeld in artikel 3.111, eerste lid, Wet IB 2001 ter beschikking gestaan; en
- de belastingplichtige maakt aannemelijk dat de woning bestemd is voor verkoop.
Omdat de buitenlandse woning vanaf de immigratie leeg staat en de belastingplichtige aannemelijk maakt dat de woning bestemd is voor verkoop, moet uitsluitend nog worden getoetst of aan de tweede voorwaarde is voldaan. Dus of de woning de belastingplichtige als eigen woning als bedoeld in artikel 3.111, eerste lid, Wet IB 2001 ter beschikking heeft gestaan.
In onderdeel 3.1 van het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 24 november 2009 (Stcrt. 2009, 18386) is het volgende vermeld:
“3.1 Woning te koop of leeg of in aanbouw in het buitenland
De toepassing van de verhuisregeling is niet beperkt tot een woning in Nederland.”
Dit sluit aan bij vraag en antwoord B.3.6.ae van het ingetrokken besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 13 februari 2001, nr. CPP2000/3210M (BNB 2001/187). Daarin is het volgende vermeld:
“B.3.6.ae. Voormalige eigen woning in buitenland in afwachting van verkoop
Vraag
X woont in het buitenland en heeft daar een eigen woning die hem tot hoofdverblijf ter beschikking staat. De woning is aangeschaft met een hypothecaire geldlening. In 2000 verhuist hij naar een huurwoning in Nederland. Vanaf dat moment staat de woning in het buitenland leeg en probeert hij de woning te verkopen. Is de woning in het buitenland vanaf 2001 een eigen woning in de zin van artikel 3.111?
Antwoord
Ja. Aangezien X na de verhuizing naar Nederland binnenlands belastingplichtig is geworden, gelden voor hem de normale wettelijke regelingen rondom de eigen woning. In artikel 3.111, tweede lid, is bepaald dat, ondanks dat de woning niet meer tot hoofdverblijf dient, deze nog steeds als eigen woning wordt aangemerkt, als de woning de belastingplichtige als eigen woning ter beschikking heeft gestaan en sindsdien leeg staat en bestemd is voor de verkoop. Daarbij is niet van belang of de woning al of niet in het buitenland is gelegen.”
De tekst van vraag en antwoord B.3.6.ae is uiteindelijk vervangen door de tekst in onderdeel 3.1 van het huidige besluit. Tevens wordt in vraag en antwoord B.3.6.be van het ingetrokken besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 30 november 2001, nr. CPP2001/3035M (BNB 2002/50) bevestigd dat de verhuisregeling ook geldt voor een binnenlandse belastingplichtige met een woning die in het buitenland leeg en te koop staat als de woning vóór de periode van binnenlandse belastingplicht niet in de belastingheffing werd betrokken.
“B.3.6.be. Eigenwoningregeling; voormalige eigen woning in buitenland in afwachting van verkoop
Vraag
Op vraag B.3.6.ae (besluit van 13 februari 2001, nr. CPP2000/3210) is geantwoord dat onder omstandigheden ook een woning in het buitenland aangemerkt kan worden als eigen woning. Geldt het antwoord ook als er vóór de periode van binnenlandse belastingplicht voor wat betreft de eigen woning geen sprake was van buitenlandse belastingplicht of een keuze voor behandeling als binnenlandse belastingplichtige?
Antwoord
Ja.”
De tweede voorwaarde van artikel 3.111, tweede lid, Wet IB 2001 moet voor een niet-inwoner, die vóór immigratie naar Nederland een woning in het buitenland had, daarom zo worden geïnterpreteerd dat niet bepalend is dat de woning in de relevante periode als eigen woning onder de Nederlandse belastingheffing viel, maar de feitelijke situatie op dat moment. Dat betekent dat beoordeeld moet worden of aan die voorwaarde zou zijn voldaan als de woning in de relevante periode onder de belastingheffing in Nederland zou hebben gevallen.
In casu betekent dit voor de belastingplichtige dat de verhuisregeling vanaf de verplaatsing van zijn hoofdverblijf naar een woning in Nederland tot en met uiterlijk 31 december 2025 kan worden toegepast. Het eigenwoningforfait voor een woning die onder de verhuisregeling valt, bedraagt ingevolge artikel 3.112, vierde lid, Wet IB 2001 nihil.
De schuld die op de buitenlandse woning rust, kwalificeert als bestaande eigenwoningschuld in de zin van artikel 10bis.1 Wet IB 2001. Zie hiervoor standpunt KG:051:2023:5 Overgangsrecht bestaande eigenwoningschuld kwalificerende buitenlandse belastingplichtige. De betaalde rente op die schuld valt daardoor onder de aftrekbare kosten.