Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:051:2024:14 Ingrijpende verbouwing als gevolg van aardbevingsschade en reikwijdte eigenwoningregeling

Aanleiding

De belastingplichtige heeft een eigen woning in de zin van artikel 3.111, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001). Voor de aankoop van de woning is hij in het verleden een schuld aangegaan die kwalificeert als eigenwoningschuld. Door aardbevingsschade moet de woning ingrijpend worden verbouwd. De woning wordt niet volledig gesloopt. Tijdens de werkzaamheden verblijft de belastingplichtige in een zogenoemde wisselwoning waarvoor hij geen huur hoeft te betalen. Daarna keert de belastingplichtige terug naar zijn inmiddels herstelde en versterkte woning.  

Vraag

Staat de woning de belastingplichtige tijdens de ingrijpende verbouwing nog anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking?

Antwoord

Ja.

Beschouwing

Eigen woning

Artikel 3.111, eerste lid, Wet IB 2001 bepaalt wat wordt verstaan onder een ‘eigen woning’:

“een gebouw, een duurzaam aan een plaats gebonden schip of woonwagen als bedoeld in artikel 1, onder l, van de Wet op de huurtoeslag, of een gedeelte van een gebouw, een schip of een woonwagen, met de daartoe behorende aanhorigheden, voorzover dat de belastingplichtige of personen die behoren tot zijn huishouden anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat op grond van:

  1. eigendom (…).”

Voor de omschrijving van het begrip eigen woning is uitgegaan van het gebouw met inbegrip van aanhorigheden - tuin, garage e.d. - waarin de belastingplichtige zijn woning heeft (Kamerstukken II 1969/70, 10790, nr. 3, p. 14-15). In artikel 3.111, eerste lid, Wet IB 2001 ligt besloten dat sprake moet zijn van een woning (HR 12 mei 1982, ECLI:NL:HR:1982:AW9409).

Hierna wordt ingegaan op de volgende onderdelen:

  1. ter beschikking staan;
  2. anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staan;
  3. eigenwoningforfait; en
  4. aftrekbare kosten met betrekking tot de eigen woning.

1. Ter beschikking staan

Bij de parlementaire behandeling van de eigenwoningregeling onder de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Kamerstukken II 1970/71, 10790, nr. 8, p. 34) is over het begrip ‘ter beschikking staan’ het volgende opgemerkt:

“Met betrekking tot de definitie van eigen woning merken de ondergetekenden ten slotte op dat van “tot gebruik ter beschikking staan” naar hun oordeel ook sprake is in het geval dat de belastingplichtige de woning ingrijpend laat verbouwen of opknappen. Het is hun echter uit het eerder aangehaalde artikel van prof. Van Dijck duidelijk geworden dat daarover ook andere opvattingen worden gehuldigd. Ten einde iedere onzekerheid op dit punt weg te nemen, stellen de ondergetekenden voor in de definitie van de eigen woning de woorden “tot gebruik” te schrappen.”

Hieruit volgt dat de wetgever is uitgegaan van een ruime strekking van het begrip ’ter beschikking staan’ en dat hiervan ook sprake is als de belastingplichtige zijn woning ingrijpend laat verbouwen.  

Van een eigen woning is echter geen sprake meer als de woning geheel teniet gaat, zoals bij volledige sloop van een woning of als de woning volledig is afgebrand. De woning staat dan niet langer ter beschikking als eigen woning. Zie in vergelijkbare zin de onderdelen 2.1 en 3.2 van het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 3 oktober 2024 (Stcrt. 2024, 30149). In de voorgelegde casus is van zo’n situatie geen sprake. Er blijft sprake van een gebouw in de zin van artikel 1 Woningwet. Daarnaast houdt het gebouw na de ingrijpende verbouwing de functie van een woning. Dat tijdelijk bepaalde elementen die erop wijzen dat sprake is van een woning ontbreken, maakt dat niet anders.   

2. Anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staan

Verder bevat artikel 3.111, eerste lid, Wet IB 2001 de voorwaarde dat de woning de belastingplichtige of personen die behoren tot zijn huishouding anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking moet staan. Volgens de parlementaire geschiedenis wordt met dit begrip gedoeld op een voor duurzaam eigen gebruik bestemde woning welke overeenkomstig deze bestemming de belastingplichtige ter beschikking staat en niet in vrij opleverbare staat is te verkopen dan nadat de belastingplichtige op een andere wijze in zijn woonbehoefte heeft voorzien (Kamerstukken II 1998/99, 26727, nr. 3, p. 144). Omdat de belastingplichtige na de ingrijpende verbouwing weer terugkeert naar de woning, is deze woning nog steeds voor duurzaam eigen gebruik bestemd.

Het begrip ’hoofdverblijf’ is in de wet niet gedefinieerd, maar gelet op de parlementaire geschiedenis is dit begrip gelijk aan het begrip ’centrale levensplaats’ (Kamerstukken II 1998/99, 26727, nr. 3, p. 144). Naar omstandigheden moet worden beoordeeld waar iemands centrale levensplaats is, analoog aan artikel 4 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Hierbij moet worden gekeken waar het middelpunt van de persoonlijke en economische belangen van de belastingplichtige zich bevindt (Hof Amsterdam 17 mei 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1972). Aan het begrip ‘anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staan’ worden verder geen nadere eisen gesteld met betrekking tot de - minimale - tijdsduur die een belastingplichtige of de personen die tot zijn huishouden behoren per kalenderjaar in die woning moeten doorbrengen. Een belastingplichtige die veel rond reist en hier te lande een woning aanhoudt waar hij slechts enkele maanden per jaar vertoeft, zal die woning op grond van de feitelijke omstandigheden doorgaans als een hoofdverblijf dat hem anders dan tijdelijk ter beschikking staat, kunnen aanmerken (Brief Staatssecretaris van Financiën van 17 augustus 2001 inzake fiscale aspecten bij permanente bewoning van recreatiewoningen, nr. WDB2001/0042, V-N 2001/46.4). In de situatie dat de belastingplichtige gedurende de ingrijpende verbouwing in een wisselwoning verblijft, is dit niet anders. De te verbouwen woning blijft ook in deze situatie het middelpunt van de persoonlijke en economische belangen van de belastingplichtige.

3. Eigenwoningforfait

Omdat tijdens de ingrijpende verbouwing de woning de belastingplichtige anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking blijft staan, worden de voordelen uit de eigen woning op grond van artikel 3.112, eerste lid, Wet IB 2001 onafgebroken in aanmerking genomen. Van een aanvangs- of einddatum in de zin van artikel 3.112, zesde lid, Wet IB 2001 is geen sprake. Ook niet als de belastingplichtige zich gedurende de ingrijpende verbouwing tijdelijk heeft laten inschrijven op het woonadres van de wisselwoning in de basisregistratie personen.

4. Aftrekbare kosten met betrekking tot de eigen woning

De voordelen uit de eigen woning worden verminderd met de op die voordelen drukkende aftrekbare kosten. De renten van schulden die behoren tot de eigenwoningschuld blijven ook gedurende de ingrijpende verbouwing op grond van artikel 3.120, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001 aangemerkt als aftrekbare kosten met betrekking tot de eigen woning.     

Deel deze pagina