Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:051:2025:1 Aanvangs- en einddatum eigenwoningforfait en inschrijving basisregistratie personen

Aanleiding

Als een woning voor de belastingplichtige niet het gehele kalenderjaar een eigen woning is in de zin van artikel 3.111, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) worden de voordelen uit eigen woning tijdsevenredig in aanmerking genomen. In artikel 3.112, zesde lid, Wet IB 2001 is geregeld dat voor de aanvangs- en einddatum van de voordelen uit eigen woning wordt uitgegaan van de datum van inschrijving op het woonadres in de basisregistratie personen (hierna: BRP). In de praktijk komen bij verhuizing naar een nieuwe eigen woning de volgende situaties voor als een belastingplichtige zich niet gelijktijdig met de feitelijke verhuisdatum inschrijft op het woonadres van de nieuwe woning:

  1. Een belastingplichtige schrijft zich in het kalenderjaar van verhuizing niet in op het nieuwe woonadres in de BRP.
  2. Een belastingplichtige schrijft zich in het kalenderjaar van verhuizing wel in op het nieuwe woonadres in de BRP, maar pas op een datum die aanzienlijk eerder of later is dan de feitelijke verhuisdatum.    

Vragen

  1. Wat is de eind- en aanvangsdatum van de periode waarover het eigenwoningforfait in aanmerking moet worden genomen voor situatie 1?
  2. Wat is de eind- en aanvangsdatum van de periode waarover het eigenwoningforfait in aanmerking moet worden genomen voor situatie 2?

Antwoorden

  1. De einddatum van het eigenwoningforfait voor de oude woning en de aanvangsdatum van het eigenwoningforfait voor de nieuwe woning is voor situatie 1 de datum waarop de oude woning géén eigen woning meer is op basis van artikel 3.111, eerste lid, Wet IB 2001 en de nieuwe woning een eigen woning is op basis van artikel 3.111, eerste lid, Wet IB 2001 (feitelijke verhuisdatum).
  2. De einddatum van het eigenwoningforfait voor de oude woning en de aanvangsdatum van het eigenwoningforfait voor de nieuwe woning voor situatie 2 is afhankelijk van het tijdstip waarop de belastingplichtige zich in het jaar van verhuizing inschrijft op het nieuwe woonadres in de BRP. Hiervoor geldt het volgende.

Einddatum eigenwoningforfait oude woning

  • Als de belastingplichtige zich vóór de feitelijke verhuisdatum inschrijft op het nieuwe woonadres in de BRP, is de einddatum de datum van inschrijving.
  • Als de belastingplichtige zich ná de feitelijke verhuisdatum inschrijft op het nieuwe woonadres in de BRP, is de einddatum de datum waarop de oude woning géén eigen woning meer is op basis van artikel 3.111, eerste lid, Wet IB 2001.

Aanvangsdatum eigenwoningforfait nieuwe woning

  • Als de belastingplichtige zich vóór de feitelijke verhuisdatum inschrijft op het nieuwe woonadres in de BRP, is de aanvangsdatum de datum waarop de nieuwe woning een eigen woning is op basis van artikel 3.111, eerste lid, Wet IB 2001.
  • Als de belastingplichtige zich gelijktijdig met of ná de feitelijke verhuisdatum inschrijft op het nieuwe woonadres in de BRP, is de aanvangsdatum de datum van inschrijving.

Beschouwing

De vraag of sprake is van een eigen woning wordt beoordeeld op basis van artikel 3.111 Wet IB 2001. De beoordeling vindt plaats naar de individuele feiten en omstandigheden van het geval. Als een woning voor een belastingplichtige als eigen woning kwalificeert, is de eigenwoningregeling van toepassing. Dit betekent dat belastbare inkomsten uit eigen woning in aanmerking worden genomen. De belastbare inkomsten uit eigen woning zijn op basis van artikel 3.110 Wet IB 2001 de voordelen uit eigen woning verminderd met de op die voordelen drukkende aftrekbare kosten.

Eigenwoningforfait in jaar van verhuizing

De voordelen uit eigen woning bestaan uit het eigenwoningforfait zoals dat in artikel 3.112 Wet IB 2001 wordt bepaald. Vanaf het moment dat de woning voor de belastingplichtige een eigen woning op basis van artikel 3.111, eerste lid, Wet IB 2001 is, moet het eigenwoningforfait worden bepaald. Als een belastingplichtige een eigen woning op basis van artikel 3.111, eerste lid, Wet IB 2001 heeft en hij deze woning gedurende het kalenderjaar verkoopt of een nieuwe woning aankoopt, wordt het eigenwoningforfait tijdsevenredig vastgesteld.

In beginsel is de feitelijke verhuisdatum naar of uit de woning bepalend voor de aanvang of het einde van de periode waarover het eigenwoningforfait in aanmerking moet worden genomen. Die tijdsevenredige vaststelling van het eigenwoningforfait was tot 2010 niet specifiek in artikel 3.112 Wet IB 2001 geregeld, maar volgde uit de ratio van de regeling dat het eigenwoningforfait alleen geldt voor de periode waarin sprake is van een eigen woning. In de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II 1998/99, 26727, nr. 3, p. 147) is dat als volgt bevestigd:

“Het forfait voor de eigen woning wordt evenals in de Wet op de inkomstenbelasting 1964 naar tijdsgelang toegepast.”

Met ingang van 2010 wordt op basis van artikel 3.112, zesde lid, Wet IB 2001 in bepaalde gevallen uitgegaan van een fictieve aanvangs- en einddatum voor de tijdsevenredige vaststelling van het eigenwoningforfait. Hierbij wordt uitgegaan van de datum van wijziging van het woonadres in de BRP. Inschrijving op het woonadres in de BRP moet op basis van artikel 2.39 van de Wet basisregistratie personen (hierna: Wet BRP) wettelijk binnen vijf dagen na verhuizing plaatsvinden. Uit artikel 2.20 Wet BRP volgt dat inschrijving met terugwerkende kracht na dit tijdsverloop niet kan. Door een te late inschrijving kunnen de feitelijke verhuisdatum en de datum van inschrijving in de praktijk uiteenlopen.

De invoering van artikel 3.112, zesde lid, Wet IB 2001 is ingegeven door de vooraf ingevulde aangifte. De Belastingdienst heeft namelijk niet de beschikking over de feitelijke verhuisdata en dit levert een belemmering op voor het vooraf invullen van de aangifte. De Belastingdienst heeft daarentegen wel inzicht in de inschrijvingen in de BRP (Kamerstukken II 2009/10, 32130, nr. 3, p. 41-42).

Artikel 3.112, zesde lid, Wet IB 2001 gaat uit van het begin onderscheidenlijk het einde van de periode waarover de voordelen uit de eigen woning in aanmerking worden genomen. Met andere woorden, het kalenderjaar waarin artikel 3.111, eerste lid, Wet IB 2001 begint of eindigt oftewel het kalenderjaar waarin de verhuizing plaatsvindt. Uit deze systematiek valt af te leiden dat in de situatie waarbij in het jaar van verhuizing geen inschrijving op het nieuwe woonadres in de BRP plaatsvindt, het zesde lid niet van toepassing is en moet worden teruggevallen op de oorspronkelijke hoofdregel: de (tijdsevenredige) vaststelling van het eigenwoningforfait op basis van de periode waarin de woning feitelijk het hoofdverblijf is.

De fictieve aanvangs- en einddatum van artikel 3.112, zesde lid, Wet IB 2001 geldt alleen voor de berekening van het eigenwoningforfait. Deze bepaling heeft geen invloed op de beoordeling van de feiten en omstandigheden voor de vaststelling of sprake is van een eigen woning in de zin van artikel 3.111, eerste lid, Wet IB 2001.

Voor wat betreft de (fictieve) eind- en aanvangsdatum geldt dan het volgende.

Situatie 1: Een belastingplichtige schrijft zich in het jaar van verhuizing niet in op het nieuwe woonadres in de BRP.

Einddatum

Schrijft de belastingplichtige zich niet in het jaar van verhuizing in op het nieuwe woonadres in de BRP? Dan is de einddatum van het eigenwoningforfait de datum waarop de woning géén eigen woning meer is op basis van artikel 3.111, eerste lid, Wet IB 2001 (feitelijke verhuisdatum). Vanaf het moment dat deze woning géén eigen woning meer is, hoeft namelijk op basis van artikel 3.112, eerste lid, Wet IB 2001 ook geen eigenwoningforfait te worden berekend.

Aanvangsdatum

Schrijft de belastingplichtige zich niet in het jaar van verhuizing in op het nieuwe woonadres in de BRP? Dan is de aanvangsdatum van het eigenwoningforfait de datum waarop de nieuwe woning een eigen woning is op basis van artikel 3.111, eerste lid, Wet IB 2001 (feitelijke verhuisdatum).

Situatie 2: een belastingplichtige schrijft zich in het jaar van verhuizing wel in op het nieuwe woonadres in de BRP, maar pas op een datum die aanzienlijk eerder of later is dan de feitelijke verhuisdatum.   

(Fictieve) einddatum

  • Schrijft de belastingplichtige zich in het jaar van verhuizing vóór de verhuizing in op het nieuwe woonadres in de BRP? Dan is de einddatum van het eigenwoningforfait de datum waarop de belastingplichtige zich inschrijft op het nieuwe woonadres in de BRP.
  • Schrijft de belastingplichtige zich gelijktijdig met of verhuizing in op het nieuwe woonadres in de BRP? Dan is de einddatum van het eigenwoningforfait de datum waarop de woning géén eigen woning meer is op basis van artikel 3.111, eerste lid, Wet IB 2001 (feitelijke verhuisdatum). Vanaf het moment dat deze woning géén eigen woning meer is, hoeft namelijk op basis van artikel 3.112, eerste lid, Wet IB 2001 ook geen eigenwoningforfait te worden berekend. Het maakt hierbij niet uit of de inschrijving op het nieuwe woonadres in de BRP plaatsvindt in het jaar van verhuizing.

(Fictieve) aanvangsdatum

  • Schrijft de belastingplichtige zich vóór verhuizing in op het nieuwe woonadres in de BRP? Dan is de aanvangsdatum van het eigenwoningforfait de datum waarop de nieuwe woning een eigen woning is op basis van artikel 3.111, eerste lid, Wet IB 2001 (feitelijke verhuisdatum).
  • Schrijft de belastingplichtige zich gelijktijdig met of verhuizing in op het nieuwe woonadres in de BRP? Dan is de aanvangsdatum van het eigenwoningforfait de datum waarop de belastingplichtige zich op dit woonadres heeft ingeschreven in de BRP.

Voorbeelden

Een tweetal voorbeelden ter illustratie.

Voorbeeld 1

Een belastingplichtige heeft een eigen woning in de zin van artikel 3.111, eerste lid, Wet IB 2001 en staat ook op dit woonadres ingeschreven in de BRP (hierna: woning 1). Op 1 februari 2022 verhuist de belastingplichtige naar een nieuwe koopwoning (hierna: woning 2). Deze woning is vanaf dat moment een eigen woning in de zin van artikel 3.111, eerste lid, Wet IB 2001. Vanaf het moment van verhuizing verhuurt de belastingplichtige woning 1 aan derden. De belastingplichtige schrijft zich echter pas op 1 maart 2024 in op het woonadres van woning 2 in de BRP. Tot die tijd staat de belastingplichtige ingeschreven op het woonadres van woning 1.

De einddatum van de periode waarover de belastingplichtige het eigenwoningforfait in aanmerking moet nemen voor woning 1 is 1 februari 2022 (feitelijke verhuisdatum). De aanvangsdatum van de periode waarover de belastingplichtige het eigenwoningforfait in aanmerking moet nemen voor woning 2 is ook 1 februari 2022 (feitelijke verhuisdatum).

Voorbeeld 2

Een belastingplichtige heeft een eigen woning in de zin van artikel 3.111, eerste lid, Wet IB 2001 en staat ook op dit woonadres ingeschreven in de BRP (hierna: woning 1). Op 1 februari 2022 verhuist de belastingplichtige naar een nieuwe koopwoning (hierna: woning 2). Deze woning is vanaf dat moment een eigen woning in de zin van artikel 3.111, eerste lid, Wet IB 2001. Vanaf het moment van verhuizing verhuurt de belastingplichtige woning 1 aan derden. Hoewel dit in strijd is met de Wet BRP, schrijft de belastingplichtige zich echter pas op 1 december 2022 in op het woonadres van woning 2 in de BRP. Tot die tijd staat de belastingplichtige ingeschreven op het woonadres van woning 1.

De einddatum van de periode waarover de belastingplichtige het eigenwoningforfait in aanmerking moet nemen voor woning 1 is 1 februari 2022 (feitelijke verhuisdatum). De aanvangsdatum van de periode waarover de belastingplichtige het eigenwoningforfait in aanmerking moet nemen voor woning 2 is echter 1 december 2022.

Deel deze pagina