Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de filters Ga direct naar de footer

KG:051:2025:9 Werking inkortingsregeling van artikel 10bis.11 Wet IB 2001

Aanleiding

Een belastingplichtige heeft een eigen woning met een bestaande eigenwoningschuld (hierna: BEWS) in de zin van artikel 10bis.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) en een kapitaalverzekering eigen woning (hierna: KEW). De belastingplichtige koopt zijn KEW af. De afkoopsom valt volledig onder de vrijstelling KEW, omdat de belastingplichtige daarmee de BEWS aflost en ook aan de overige voorwaarden wordt voldaan. Vervolgens verkoopt de belastingplichtige zijn oude woning en koopt hij daarna een nieuwe woning.

Vraag

Beperkt de inkortingsregeling het recht op overgangsrecht voor bestaande eigenwoningschulden?

Antwoord

Of de inkortingsregeling het recht beperkt op overgangsrecht voor bestaande eigenwoningschulden, is afhankelijk van de hoogte van de verwervingskosten van de nieuwe woning, de afkoopsom van de KEW en de hoogte van de BEWS op basis van artikel 10bis.1, derde lid, Wet IB 2001.

Beschouwing

Inkortingsregeling

Op grond van artikel 10bis.11, eerste lid, Wet IB 2001 kan bij de verwerving van een nieuwe eigen woning de hoogte van de BEWS worden beperkt als een vrijstelling KEW is genoten. Dit wordt ook wel de inkortingsregeling genoemd. Op grond van artikel 10bis.11, vijfde lid, Wet IB 2001 is de inkortingsregeling van overeenkomstige toepassing als een vrijstelling spaarrekening eigen woning (hierna: SEW) en/of vrijstelling beleggingsrecht eigen woning (hierna: BEW) is genoten. De inkortingsregeling geldt op basis van artikel AO, tweede lid, onderdeel a, Invoeringswet Wet IB 2001 niet als een vrijstelling is genoten voor een uitkering uit een (pre) Brede Herwaarderingskapitaalverzekering.

Een belastingplichtige kan dus alleen te maken krijgen met de inkortingsregeling als wordt voldaan aan de volgende twee voorwaarden:

1. Er is een vrijstelling KEW/SEW/BEW (hierna: vrijstelling KEW) genoten; en

2. Er wordt een nieuwe eigen woning verworven.

Eén van de voorwaarden voor de vrijstelling KEW is dat met de uitkering een eigenwoningschuld wordt afgelost. De belastingplichtige is vrij in de keuze welke eigenwoningschuld met de uitkering wordt afgelost. Dit kan dus zowel een BEWS zijn als een eigenwoningschuld die voldoet aan de voorwaarden van artikel 3.119a, eerste lid, Wet IB 2001.

De inkortingsregeling is niet van toepassing als de vrijstelling KEW is genoten nadat de nieuwe eigen woning is verworven.

Op basis van de volgende drie stappen kan worden bepaald of de inkortingsregeling het overgangsrecht voor bestaande eigenwoningschulden beperkt.

Stap 1 – Wat is de maximale eigenwoningschuld?

Rekening houdend met de bijleenregeling moet de maximale eigenwoningschuld van de nieuwe woning worden bepaald. De omvang van de maximale eigenwoningschuld wordt namelijk niet beperkt door de inkortingsregeling.

Eigenwoningreserve

Op grond van artikel 3.119aa, eerste lid, eerste zin, Wet IB 2001 wordt bij de vervreemding van de oude woning het vervreemdingssaldo eigen woning toegevoegd aan de eigenwoningreserve. Op grond van artikel 3.119a, eerste lid, tweede zin, Wet IB 2001 is het vervreemdingssaldo eigen woning de waarde van de tegenprestatie bij vervreemding van een eigen woning, verminderd met de kosten ter zake van die vervreemding en verminderd met de eigenwoningschuld voor de woning. 

Eigenwoningschuld

De hoogte van de eigenwoningschuld van de nieuwe woning wordt bepaald op grond van artikel 3.119a Wet IB 2001. De maximale eigenwoningschuld na aankoop van de nieuwe woning wordt bepaald door de verwervingskosten van de woning (artikel 3.119a, tweede lid, onderdeel a, Wet IB 2001) te verminderen met de eigenwoningreserve (artikel 3.119a, derde lid, onderdeel a, Wet IB 2001).

Stap 2 – Voor welk bedrag bestaat recht op overgangsrecht voor bestaande eigenwoningschulden?

Mogelijk herleeft het overgangsrecht voor bestaande eigenwoningschulden voor eerder afgeloste bedragen. Als een BEWS namelijk wordt afgelost en uiterlijk in het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de BEWS is afgelost opnieuw voor het afgeloste bedrag een schuld in verband met een eigen woning bestaat, herleeft voor het afgeloste bedrag het overgangsrecht voor bestaande eigenwoningschulden (zie artikel 10bis.1, derde lid, tweede zin, Wet IB 2001) .

Stap 3 – Leidt de inkortingsregeling tot een beperking van het recht op overgangsrecht voor bestaande eigenwoningschulden?

De belastingplichtige heeft op basis van de inkortingsregeling van artikel 10bis.11, eerste lid, Wet IB 2001 maximaal recht op het overgangsrecht voor bestaande eigenwoningschulden voor het bedrag van de verwervingskosten verminderd met het bedrag van de gebruikte vrijstelling KEW. Bij het bepalen van de omvang van het recht op overgangsrecht voor bestaande eigenwoningschulden moet worden uitgegaan van de verwervingskosten van de nieuwe woning. De verwervingskosten voor de toepassing van de inkortingsregeling worden dus niet verminderd met de eigenwoningreserve. De eigenwoningreserve is alleen van invloed op de verwervingskosten ter bepaling van de omvang van de maximale eigenwoningschuld (stap 1).

Hierna volgen twee voorbeelden ter illustratie.

Voorbeeld 1

X heeft een eigen woning met een BEWS van € 200.000 en een KEW met een waarde van € 60.000. Begin 2025 koopt X zijn KEW af. De afkoopsom van € 60.000 valt volledig onder de vrijstelling KEW, omdat X daarmee de BEWS aflost en ook aan de overige voorwaarden wordt voldaan. Vervolgens verkoopt X zijn oude woning voor € 250.000. Eind 2025 koopt X een nieuwe woning voor € 450.000, waarvoor hij een schuld van € 340.000 aangaat. Direct na de aankoop betrekt X de nieuwe woning.

Stap 1 – Wat is de maximale eigenwoningschuld?

X realiseert bij verkoop van de oude woning een eigenwoningreserve van € 110.000 (€ 250.000 -/- € 140.000). Op het moment van verkoop heeft X een BEWS van € 140.000, namelijk de oorspronkelijke hoofdsom van € 200.000 verminderd met de gedeeltelijke aflossing van € 60.000. Bij aankoop van de nieuwe eigen woning eind 2025 bedraagt de maximale eigenwoningschuld € 340.000 (€ 450.000 -/- € 110.000).

Stap 2 – Voor welk bedrag bestaat recht op overgangsrecht voor bestaande eigenwoningschulden?

Op grond van artikel 10bis.1, derde lid, tweede zin, Wet IB 2001 herleeft het overgangsrecht voor bestaande eigenwoningschulden voor € 200.000, omdat uiterlijk op 31 december 2026 voor dit bedrag opnieuw een schuld in verband met een eigen woning bestaat. Begin 2025 is de BEWS van de oude woning namelijk voor € 60.000 afgelost met de uitkering uit de KEW en de resterende BEWS van € 140.000 is afgelost met de verkoopopbrengst. Eind 2025 heeft X weer een nieuwe eigen woning, waarbij hij voor de aankoop een schuld is aangegaan.

Stap 3 – Leidt de inkortingsregeling tot een beperking van het recht op overgangsrecht voor bestaande eigenwoningschulden?

Op grond van de inkortingsregeling van artikel 10bis.11, eerste lid, Wet IB 2001 heeft X maximaal recht op het overgangsrecht voor bestaande eigenwoningschulden voor € 390.000 (€ 450.000 -/- € 60.000). Echter, op grond van stap 2 geldt voor maximaal € 200.000 het overgangsrecht voor bestaande eigenwoningschulden. De inkortingsregeling leidt in dit geval dus niet tot een beperking van het overgangsrecht voor bestaande eigenwoningschulden voor de nieuwe woning.

Voorbeeld 2

X heeft een eigen woning met een BEWS van € 275.000 en een KEW met een waarde van € 140.000. Begin 2025 koopt X zijn KEW af. De afkoopsom van € 140.000 valt volledig onder de vrijstelling KEW, omdat X daarmee de BEWS aflost en ook aan de overige voorwaarden wordt voldaan. Vervolgens verkoopt X zijn oude woning voor € 250.000. Eind 2025 koopt X een nieuwe woning voor € 200.000, waarvoor hij een schuld van € 85.000 aangaat. Direct na de aankoop betrekt X de nieuwe woning.

Stap 1 – Wat is de maximale eigenwoningschuld?

X realiseert bij verkoop van de oude woning een eigenwoningreserve van € 115.000 (€ 250.000 -/- € 135.000). Op het moment van verkoop heeft hij een BEWS van € 135.000, namelijk de oorspronkelijke hoofdsom van € 275.000 verminderd met de gedeeltelijke aflossing van € 140.000. Bij aankoop van de nieuwe eigen woning eind 2025 bedraagt de maximale eigenwoningschuld € 85.000 (€ 200.000 -/- € 115.000).

Stap 2 – Voor welk bedrag bestaat recht op overgangsrecht voor bestaande eigenwoningschulden?

Op grond van artikel 10bis.1, derde lid, tweede zin, Wet IB 2001 herleeft het overgangsrecht voor bestaande eigenwoningschulden in eerste instantie voor het volledige bedrag van € 85.000, omdat uiterlijk op 31 december 2026 voor dit bedrag opnieuw een schuld in verband met een eigen woning bestaat.

Stap 3 – Leidt de inkortingsregeling tot een beperking van het recht op overgangsrecht voor bestaande eigenwoningschulden?

Ja, op grond van de inkortingsregeling van artikel 10bis.11, eerste lid, Wet IB 2001 heeft X maximaal recht op het overgangsrecht voor bestaande eigenwoningschulden voor € 60.000 (€ 200.000 -/- € 140.000). De inkortingsregeling leidt in dit geval dus wel tot een beperking van het overgangsrecht voor bestaande eigenwoningschulden voor de nieuwe woning. Omdat de inkortingsregeling de totale omvang van de eigenwoningschuld niet beperkt, blijft de maximale eigenwoningschuld € 85.000 bedragen. Voor een bedrag van € 25.000 moet worden voldaan aan de voorwaarden van artikel 3.119a, eerste lid, Wet IB 2001 om te kwalificeren als eigenwoningschuld.

Deel deze pagina