KG:052:2025:4 Geen interne reorganisatievrijstelling bij open CV als top van een concern
Publicatiedatum 26-09-2025, 9:44 | Laatste update 26-09-2025, 9:44 |
Aanleiding
Natuurlijk persoon X en stichting Y gaan een commanditaire vennootschap aan die op grond van artikel 2, derde lid, onderdeel c, Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) – zoals dit artikel gold tot 1 januari 2025 – kwalificeert als een open commanditaire vennootschap (hierna: open CV). X is commanditair vennoot, houdt alle participaties in de open CV en is gerechtigd tot 99,99% van de winst van de open CV. Stichting Y is beherend vennoot en is gerechtigd tot 0,01% van de winst van de open CV.
X brengt de economische eigendom van zijn beleggingsvastgoed én de economische eigendom van de door hem in gehouden aandelen Z BV in in de open CV. Z BV kwalificeert als een onroerendezaakrechtspersoon (hierna: OZR) in de zin van artikel 4 Wet belastingen van rechtsverkeer (hierna: WBR).
Vervolgens wordt de economische eigendom van het eerder door X in de open CV ingebrachte beleggingsvastgoed overgedragen aan Z BV.
Vraag
Kan een open CV als top van een concern fungeren in de zin van artikel 5b, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer (hierna: UBBR) – zoals dit artikel gold tot 1 januari 2025 – opdat in de hiervoor omschreven situatie de interne reorganisatievrijstelling van artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de WBR toepassing kan vinden?
Antwoord
Nee. Een open CV kan niet als top van een concern fungeren. De vrijstelling van artikel 15, eerste lid, onderdeel h, WBR in samenhang met artikel 5b, tweede lid, UBBR is niet van toepassing.
Beschouwing
Artikel 5, eerste lid, UBBR luidt als volgt:
"De in artikel 15, eerste lid, onderdeel h, bedoelde vrijstelling wegens interne reorganisatie is van toepassing indien een tot het concern behorende vennootschap onroerende zaken overdraagt aan een andere vennootschap van dat concern."
De interne reorganisatievrijstelling zoals opgenomen in artikel 15, eerste lid, onderdeel h, WBR in samenhang met artikel 5b UBBR is logischerwijs alleen dan van toepassing, indien er sprake is van een (belastbare) verkrijging in de zin van artikel 2 WBR, dat wil zeggen: een (niet uitgezonderde) civielrechtelijke verkrijging in de zin van artikel 3:80 e.v. van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) dan wel een fictieve verkrijging in de zin van de WBR. Daarvan is sprake indien een (fictieve) onroerende zaak, dan wel de economische eigendom van een (fictieve) onroerende zaak, krachtens een rechtshandeling overgaat van het vermogen van het ene rechtssubject naar het vermogen van het andere rechtssubject.
Een rechtssubject is een drager van rechten en plichten binnen het (vermogens)recht en kan aldus rechten hebben en verplichtingen aangaan, waaronder het verkrijgen van (de economische) eigendom van (fictieve) onroerende zaken. Rechtssubjecten zijn natuurlijke personen en rechtspersonen. Artikel 2:5 BW bepaalt dat een rechtspersoon wat het vermogensrecht betreft gelijkstaat met een natuurlijke persoon. Artikel 2:3 BW bevat een opsomming van privaatrechtelijke lichamen die rechtspersoonlijkheid bezitten.
De open CV is niet opgenomen in artikel 2:3 BW. De open CV bezit geen rechtspersoonlijkheid en kan dan ook geen (fictieve) onroerende zaken verkrijgen. Dit geldt zowel voor de juridische - als de economische eigendom.
Het aanmerken van een open CV als ‘vennootschap’ in de zin van artikel 5b UBBR is vanwege het gebrek aan rechtspersoonlijkheid dan ook zinledig. Zie in dezelfde zin het Eindejaarsbesluit 2024 (Stb. 2024, 441, p. 22). In civielrechtelijke zin is het niet de open CV die de juridische of economische eigendom c.q. een belang houdt, verkrijgt of overdraagt. Het zijn de vennoten van die open CV die de juridische of economische eigendom c.q. een belang houden, verkrijgen of overdragen.
De interne reorganisatievrijstelling is in het onderhavige geval op grond van de tekst van het eerste lid van artikel 5b UBBR niet van toepassing. Er is geen sprake van overdracht van onroerende zaken van een tot een concern behorende vennootschap aan een andere vennootschap van dat concern.
In het voorliggende geval draagt X – door het aangaan van de open CV – 0,01% van de economische eigendom van de (fictieve) onroerende zaken over aan Stichting Y. X is na het aangaan van de open CV nog immer eigenaar van de (fictieve) onroerende zaken waartoe Stichting X voor 0,01% in economische zin gerechtigd is.
Vervolgens draagt X de economische eigendom van de (fictieve) onroerende zaken over aan Z BV. Alsdan is er geen sprake van de overdracht van onroerende zaken door een concernvennootschap aan een andere concernvennootschap. Overdrager X kwalificeert als natuurlijk persoon namelijk niet als een (concern)vennootschap. Zie de uitspraak van 19 april 2022 van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2022:3069), welke in de uitspraak van de Hoge Raad van 10 februari 2023 is bevestigd (ECLI:HR:2023:212).